De koopkracht verandert door externe ontwikkelingen, zoals prijsstijgingen, de ontwikkeling van de cao-lonen en (nieuw) beleid van de overheid, en door veranderingen in het persoonlijke leven van mensen. Zo zijn het vinden van (ander) werk, gaan samenwonen of uit elkaar gaan, en pensionering van invloed op de koopkracht. In de koopkrachtontwikkeling die het CBS publiceert, wordt met al deze invloeden rekening gehouden. In de coronajaren hadden alle individuele gunstige en ongunstige persoonlijke veranderingen opgeteld geen effect op de doorsnee ontwikkeling, in tegenstelling tot eerdere jaren. Fiscale maatregelen hadden wel een positief effect, zoals de verlaging van het tarief van de eerste belastingschijf en verhogingen van diverse heffingskortingen.
De reële ontwikkeling van de cao-lonen was over heel 2021 negatief en drukte de koopkrachtontwikkeling. In 2020 was deze nog een stuwende kracht achter de koopkrachtgroei van 2,5 procent. De reële daling van de lonen is vanaf augustus 2021 ingezet toen de inflatie voor het eerst hoger was dan de ontwikkeling van de cao-lonen. In november en december 2021 bedroeg de inflatie meer dan 5 procent en de reële loondaling meer dan 3 procent. In 2022 stijgt de inflatie nog harder en wordt de reële loonontwikkeling verder in de min gedrukt.