Al vanaf het vierde kwartaal van 2021 verwachten duidelijk meer mensen een verslechtering in hun financiële situatie. Die toename viel samen met de destijds strenge lockdown door corona. Ook in het tweede kwartaal van 2020, toen het virus net uitgebroken was, steeg het aandeel dat pessimistisch is over de toekomstige financiële situatie sterk. Daarna nam het pessimisme tot en met half 2021 af en gingen steeds meer mensen uit van een verbetering van hun financiële situatie.
Vooral huurtoeslagontvangers pessimistisch
Van de mensen die in een huurwoning wonen en huurtoeslag ontvangen, verwachtte 36 procent begin 2022 dat de financiële situatie van het huishouden zal verslechteren. Dat is meer dan bij eigenwoningbezitters (29 procent). Huurders zonder huurtoeslag zitten er met 33 procent tussenin. Wel rekende deze groep vaker dan huurtoeslagontvangers en eigenwoningbezitters op een verbetering. Eigenwoningbezitters gingen meestal uit van ongewijzigde financiën. In vergelijking met begin 2021 zijn zowel eigenwoningbezitters als huurders pessimistischer geworden over de financiële situatie van het huishouden.
Vaker beroep op spaartegoeden
Ook over de actuele financiële situatie van het huishouden zijn mensen minder optimistisch. 10 procent gaf in het eerste kwartaal van 2022 aan dat het huishouden toen spaartegoeden moest aanspreken. Een jaar eerder was dat nog 7 procent. Tegelijkertijd zeiden minder mensen geld over te houden: 60 procent in het eerste kwartaal van 2022 tegen 64 procent begin 2021. De verschillen zijn toe te schrijven aan veranderingen bij huurders met huurtoeslag en woningeigenaren. Beide groepen moesten in 2022 vaker een beroep doen op spaartegoeden. Daarnaast hielden woningeigenaren iets minder vaak geld over dan in 2021 (74 procent tegen 71 procent in 2022). Onder huurders zonder huurtoeslag was de financiële situatie in 2022 naar eigen zeggen vergelijkbaar met die van een jaar eerder.