Gemiddeld besteedden huishoudens 35,3 duizend euro (2 940 euro op maandbasis) in 2020, wat neerkomt op 75 procent van hun inkomen. In 2015 was dit nog 88 procent. Na het uitbreken van de coronapandemie in 2020 hadden huishoudens minder mogelijkheden om hun inkomen uit te geven aan goederen en diensten. De besparing van huishoudens was in 2020 twee keer zo hoog als in 2015.
Bestedingen in horeca gingen het meest onderuit
Huishoudens besteedden gemiddeld 28 procent minder in de horeca dan in 2015 (gecorrigeerd voor prijsstijgingen). Tijdens de coronapandemie moesten cafés langere perioden sluiten en waren restaurants tijdelijk alleen open voor afhalen. Daarnaast waren theaters, bioscopen en pretparken ook voor langere tijd gesloten, net als niet-essentiële winkels, zoals kleding- en schoenenzaken. Huishoudens gaven 14 procent minder uit aan recreatie en cultuur en 13 procent minder aan kleding en schoenen dan in 2015.
Huishoudens besteedden ook 15 procent minder aan vervoer dan in 2015. Onder andere door het toegenomen thuiswerken daalden de gemiddelde bestedingen aan bijvoorbeeld brandstof en openbaar vervoer. Verder viel door reisbeperkingen het internationale vliegverkeer tijdelijk praktisch stil. Bestedingen aan fietsen en e-bikes waren wel hoger.
Meer geld gestoken in thuis leven
De andere kant van de medaille was dat er meer geld werd uitgegeven aan buiten recreëren en thuis leven. De bestedingen aan voeding thuis stegen met 8 procent en aan stoffering van de woning en huishoudelijke apparaten zelfs met 20 procent ten opzichte van 2015. Huiseigenaren investeerden ook meer in onderhoud en verbetering van de eigen woning. Deze investeringen – die formeel niet tot de bestedingen horen – waren in 2020 gemiddeld 17 procent hoger dan in 2015. De bestedingen aan huisvesting, water en energie waren in 2020 weliswaar 10 procent hoger dan in 2015, maar die stijging kwam vrijwel volledig voor rekening van de prijzen. Na correctie hiervoor bleef de gemiddelde consumptie van deze vaste lasten in 2020 en 2015 gelijk.