Van de baby’s woonde 9 procent bij één ouder. In Heerlen en Rotterdam is het aandeel minderjarigen in een eenouderhuishouden het grootst. Dat meldt het CBS in het kader van de Jeugdmonitor.
Begin 2019 telde Nederland bijna 3,4 miljoen kinderen tot 18 jaar. Van hen woonden 538 duizend kinderen in een eenouderhuishouden. Die situatie kan bijvoorbeeld ontstaan doordat ouders uit elkaar zijn gegaan, een ouder is overleden of de ouders nooit hebben samengewoond. Het merendeel staat ingeschreven op het adres van de moeder (89 procent).
Het aandeel kinderen dat deel uitmaakt van een eenouderhuishouden is de afgelopen twintig jaar toegenomen van 11 procent in 1999 naar 16 procent in 2019. In deze periode is ook het aandeel kinderen met ongehuwde ouders toegenomen. Een klein deel van de kinderen woont in een instelling of pleeggezin, woont, al dan niet samen met een ouder, bij grootouders, vormt met een broer of zus samen een huishouden, of is alleenstaand.
Bijna 3 op 10 kinderen in eenouderhuishouden in Heerlen en Rotterdam
Begin 2019 was het grootste aandeel kinderen in een eenouderhuishouden te vinden in Heerlen en Rotterdam, 29 procent van alle kinderen in die gemeenten. Ook in Capelle aan den IJssel en Amsterdam was dit aandeel met 26 procent relatief groot. Staphorst en Urk kenden met 4 procent het kleinste aandeel minderjarigen in een eenouderhuishouden. Over het algemeen is het aandeel kinderen in een eenouderhuishouden kleiner in minder stedelijke gebieden.
15 duizend baby’s in eenouderhuishoudens
Het aandeel baby’s in een eenouderhuishouden is tussen 1999 en 2019 toegenomen. Begin 2019 woonde ongeveer 9 procent van de nuljarigen in een eenouderhuishouden, dat zijn 15 duizend baby’s. In 1999 woonde bijna 6 procent van de baby’s in een eenouderhuishouden. Ruim 30 procent van de nuljarigen woonde begin 2019 met niet-gehuwde ouders, bijna 60 procent met gehuwde ouders. In 1999 was dat 15 en 78 procent.