Ook de hoeveelheid spaargeld en beleggingen liep in deze periode terug. Hierop zijn huishoudens in zes jaar tijd een derde ingeteerd. Het totale vermogen van Nederlandse huishoudens bedroeg in 2014 nog € 1.120 mld.
De magere jaren na de economische crisis hebben een gat geslagen in vermogens van huishoudens. Dit terwijl buffers door versobering van sociale zekerheid en flexibilisering van de arbeidsmarkt steeds belangrijker worden.
Bij huishoudens in Flevoland is de teruggang met de huizenprijsdaling het hardst aangekomen. Het verschil met Zeeland, de provincie met de rijkste huishoudens, is hierdoor vier keer zo groot geworden. Nu de economie weer bestendiger groeit, nemen de particuliere vermogens ook weer toe. Met de stijgende huizenprijzen veren Noord-Hollanders en Utrechters het sterkst op.
Zeeuwen het meest vermogend, Flevolanders het minst
Zeeuwen, Brabanders en Drentenaren zijn na de teruggang nog steeds het meest vermogend en dit geldt ook los van de eigen woning. Groningers, Zuid-Hollanders en Flevolanders eindigen onderaan. De verschillen zijn in de magere jaren toegenomen.
Flevoland het meest verzwakt
Vooral huishoudens in Flevoland hebben een verzwakte financiële positie. De jongste provincie van Nederland telt het grootste aantal negatieve vermogens en naar schatting de helft van de huishoudens voldoet niet aan de minimale NIBUD-buffer van € 3.300.
Regio-econoom Rico Luman: ‘Landelijk is het verschil in vermogens tussen Zeeland en Flevoland het grootst. Hieruit blijkt dat ouderen veel vermogender zijn dan jongeren en mensen van middelbare leeftijd’.
Noord-Hollanders en Utrechters profiteren van herstel, maar top drie blijft gelijk
Als gevolg van de terugkerende economische groei heeft de vermogenspositie van huishoudens in 2014 een keerpunt bereikt, maar breed herstel is er nog niet. Met een huizen-prijsstijging van respectievelijk 14% en 10% is de vooruitgang voor huishoudens in de provincies Noord-Holland en Utrecht het sterkst.
Huiseigenaren in deze provincies hebben hun vermogens hierdoor met € 34.000 en € 25.000 zien toenemen, bij een gemiddelde van € 17.000. Noord-Holland en Utrecht lopen hierdoor met huishoudvermogens iets in, maar door de grote voorsprong is de top drie van Zeeland, Noord-Brabant en Drenthe naar verwachting nog onveranderd. Huiseigenaren in de steden Amsterdam en Utrecht gaan sterker vooruit. Hier is het vermogensverlies door lagere huizenprijzen al meer dan goedgemaakt.