In 2013 hadden 244 duizend huishoudens voordeel van de fiscale aftrek van kosten voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar. Dit belastingvoordeel bedroeg toen gemiddeld 900 euro per jaar per huishouden, oftewel 225 miljoen euro in totaal. Vooruitlopend op het afschaffen in 2015 is de aftrek al versoberd in 2014, toen de vaste bedragen van de aftrek met 30 procent werden verlaagd.
In 2012 was de leeftijdsgrens voor de kinderen al verlaagd van 30 naar 21 jaar. Hierdoor verloren toen 40 duizend huishoudens het voordeel uit deze aftrek.
112 duizend huishoudens zonder inwonende kinderen
In 2013 hadden 112 duizend huishoudens zonder inwonende kinderen voordeel uit de aftrek. Eén of meer leden van deze huishouden hebben kinderen in een ander huishouden. Omdat deze kinderen niet inwonen, kan het huishouden hiervoor geen beroep doen op andere kindregelingen. Het gaat onder meer om 34 duizend paren en 4 duizend alleenwonende vrouwen.
De grootste groep (74 duizend) bestaat echter uit alleenwonende mannen, veelal gescheiden vaders, wier kinderen staan ingeschreven bij de ex-partner. Ze konden voorheen gebruikmaken van de aftrek, omdat ze delen in de uitgaven voor het levensonderhoud van de kinderen, meestal via de kinderalimentatie. Voor een kwart van deze mannen bedroeg het belastingvoordeel 1 300 euro of meer.
Het verdwijnen van de aftrek levensonderhoud kinderen wordt niet gecompenseerd via een andere kindregeling. Of de hoogte van de kinderalimentatie door de afschaffing verandert, hangt samen met eventuele verandering van de draagkracht van de ouder. De bepaling van die draagkracht wordt onder meer beïnvloed door heffingskortingen en aftrekposten.
Door het verdwijnen van de aftrek stijgt het belastbaar inkomen van het huishouden. Een hoger belastbaar inkomen kan er tevens toe leiden dat de hoogte van eventuele inkomensafhankelijke toeslagen of uitkeringen daalt.