De laagste arbeidsdeelname kwam onder meer voor bij vluchtelingengroepen uit landen als Somalië (25 procent), Irak (37 procent) en Afghanistan (45 procent).
Het gaat in dit onderzoek om al degenen in de leeftijdsgroep van 15-74 jaar die in deze periode in Nederland woonden en waren ingeschreven bij een gemeente. Bij herkomst wordt gekeken naar het eigen geboorteland en het geboorteland van de ouders.
Per 1 oktober 2013 waren er 96 duizend Polen in Nederland die aan die definitie voldeden. Bij personen met Indonesische herkomst ging het om een aantal van 326 duizend. Hongkong was het land van herkomst van 16 duizend mensen en de groep Portugezen telde 18 duizend personen.
Weinig Bulgaren en Duitsers met werk
Onder de westerse allochtonen kennen mensen van Bulgaarse herkomst een lage arbeidsparticipatie (44 procent), evenals Duitsers(50 procent). De verklaringen daarvoor zijn verschillend: in 2013 gold het vrije verkeer van werknemers binnen de EU nog niet voor de Bulgaren. Pas vanaf 1 januari 2014 mochten die zonder vergunning in Nederland werken. Bij Duitsers speelt de leeftijd een rol: het gaat om een vergrijsde populatie.
Grote arbeidsdeelname Polen toe te schrijven aan migratiemotief en leeftijd
De hoge participatiegraad bij Polen kan onder meer worden verklaard door hun motief om naar Nederland te komen en hun leeftijd. Polen immigreren voornamelijk vanwege werk en zijn ten opzichte van autochtone Nederlanders relatief jong.