De bewezen feiten
De rechtbank sprak de verdachte al eerder van een aantal feiten vrij. In hoger beroep waren nog 15 feiten aan de orde. Het hof acht bewezen dat de verdachte in een periode vanaf december 2012 tot en met 18 februari 2014 11 kinderen ontuchtig heeft betast. Dat gebeurde in een zwembad in Velsen-Zuid, gemeente Velsen. Het gaat om jongens en meisjes, in leeftijd variërend van 4 tot 9 jaar. De verdachte is als zwemleraar tijdens het zwemmen in de meeste gevallen met zijn hand in de zwembroek van het kind gegaan en heeft hun geslachtsdeel betast. Bij enkele kinderen heeft hij hun geslachtsdeel over de zwembroek heen betast. Het hof concludeert dat de verklaringen met betrekking tot de verschillende feiten op essentiële onderdelen kenmerkende overeenkomsten vertonen en past schakelbewijs toe. Dat wil zeggen dat het bewijs voor een bepaald feit gebruikt kan worden voor de andere feiten.
Vrijspraak van 4 feiten
Het hof spreekt de verdachte vrij van 4 feiten. Het hof acht het daarvoor gepresenteerde bewijs onvoldoende. In enkele van deze gevallen bestond het bewijs slechts uit de verklaring van één van de ouders van het betreffende kind over zijn of haar uitlatingen. Dat beoordeelt het hof als te summier en onvoldoende specifiek. In de andere gevallen acht het hof de vragen van de ouder aan het kind dermate sturend, dat het antwoord van het kind daarop niet bruikbaar is voor het bewijs. Dit omdat beïnvloeding niet kan worden uitgesloten.
Straf
Het hof acht een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 voorwaardelijk, passend. Daarbij heeft het hof, evenals de rechtbank, een langdurige proeftijd van 10 jaar bepaald en bijzondere voorwaarden gesteld. Het wordt de verdachte verboden gedurende de proeftijd het vak van zwemleraar uit te oefenen en beroepsmatig of als vrijwilliger werkzaamheden en activiteiten met minderjarigen jonger dan 16 jaar te verrichten.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van vergoeding van immateriële schade die de betreffende kinderen hebben geleden en vond daarbij telkens een bedrag van 1000 euro billijk. Vergoeding van de schade die de ouders zelf hebben geleden en die zij voor zichzelf vergoed wensten te zien is volgens de huidige wetgeving niet toewijsbaar. De wet van 11 april 2018 (Stb. 132) voorziet weliswaar in de mogelijkheid tot vergoeding van verplaatste schade in het strafproces, maar deze wet is nog niet in werking getreden en is dus niet toepasselijk in deze strafzaak.