Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State woensdag in vier uitspraken geoordeeld over de Regeling langdurig verblijvende kinderen, ook bekend als de kinderpardonregeling. De staatssecretaris had in alle zaken geweigerd om op grond van de kinderpardonregeling verblijfsvergunningen te verlenen omdat de vreemdelingen zich zouden hebben onttrokken aan het toezicht.
Kinderpardonregeling
In de kinderpardonregeling staat dat vreemdelingen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning als zij zich niet hebben onttrokken aan het toezicht. Volgens de staatssecretaris voldoet een vreemdeling daaraan als hij in beeld is bij ten minste de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Dienst Terugkeer & Vertrek, de Vreemdelingenpolitie of voogdijinstelling Nidos.
Actieve houding
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak mag van illegale vreemdelingen een actieve houding worden verwacht om in beeld te blijven bij instanties die belast zijn met het vreemdelingenbeleid. Het feit dat een vreemdeling contact heeft onderhouden met andere instanties, zoals een gemeente, is onvoldoende omdat die instanties niet zijn belast met de uitvoering van het vreemdelingenbeleid, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.