Dit blijkt uit onderzoek van kinderverpleegkundige en orthopedagoog Esther Sulkers van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Ook ouders raken al snel aan de extra zorgtaken gewend. Sulkers promoveert op 4 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar proefschrift.
De meeste kinderen met kanker en hun ouders blijken weinig psychische klachten te hebben. Dit ondanks dat de diagnose en behandeling van kinderkanker zowel voor kind als ouders zeer ingrijpend zijn. Veel minder goed is bekend hoe komt het dat zij zo veerkrachtig zijn. Esther Sulkers ging na welke onderliggende factoren gerelateerd zijn aan die veerkracht van kinderen en ouders. Specifiek keek zij naar copingmechanismen bij de kinderen in het eerste jaar na diagnose en naar het verloop van zorggerelateerde stress bij ouders.
Minder pessimistisch dan leeftijdgenoten
Uit het onderzoek van Sulkers blijkt dat kinderen met kanker minder pessimistisch zijn dan gezonde leeftijdgenoten. Zij verwachten niet zozeer dat er meer goede dingen gaan gebeuren, maar ze zijn minder geneigd te focussen op dingen die in de toekomst verkeerd kunnen gaan. Dit relatief lage niveau van pessimisme kan mede verklaren waarom psychische problemen in deze groep zo weinig voorkomen.
Persoonlijke doelen aanpassen
Diagnose en behandeling kunnen het leven ingrijpend veranderen, wat kan leiden tot verminderd welbevinden. Sulkers laat zien dat de kinderen goed hun persoonlijke doelen kunnen aanpassen, zodat deze meer in overeenstemming zijn met hun huidige situatie. Zij doen dit vooral door een doel tijdelijk te parkeren of door dit te vervangen door een wel bereikbaar doel. Bovendien blijkt dat zij meer dan hun leeftijdsgenoten intrinsieke doelen nastreven en belangrijk vinden. Ook zijn de doelen van kinderen met kanker meer concreet dan die van gezonde jongeren. Hun doelen veranderen niet tijdens het eerste jaar na de diagnose.
Positieve ervaringen
De resultaten van Sulkers’ onderzoek tonen aan dat ook kinderen met kanker positieve veranderingen in hun leven toeschrijven aan de ziekte. Zes maanden na de diagnose wisten alle kinderen een of meer dergelijke ervaringen te noemen. Hierbij is te denken aan ‘weten wie mijn beste vrienden zijn’, ‘weten hoeveel van me gehouden wordt’ en ‘gelukkig zijn en genieten van de goede dingen als ze zich voordoen’. Ook zes maanden later bleken deze ervaringen er nog steeds te zijn.
Stress ouders
In haar onderzoek betrok Sulkers ook de ouders van kinderen met kanker. Het blijkt dat zij aanvankelijk veel stress ervaren van de ziektegerelateerde zorgtaken, maar dat deze snel afnam tijdens de eerste drie maanden na diagnose. Alleenstaande moeders en bij moeders wier zieke kind het enige kind was, lieten meer stress zien.
Aanknopingspunten voor aanpassingsproces
Volgens Sulkers kunnen de snel optredende mechanismen van aanpassingen verklaren dat kinderen met kanker en hun ouders zo veerkrachtig zijn. Sulkers: ‘Dit biedt aanknopingspunten voor de begeleiding van kinderen en ouders bij wie dit aanpassingsproces minder gunstig verloopt’. Zij pleit voor meer onderzoek over de precieze beïnvloeding van de mechanismen op het aanpassingsproces.