Op de betreffende dag werd het jongetje onwel en moest naar het ziekenhuis in Emmen worden gebracht. Onderzoek wees uit dat het glucosegehalte van het bloed veel te laag was. In het ziekenhuis kon gelukkig erger worden voorkomen. De artsen concludeerden dat er bij het jongetje insuline was toegediend. De moeder zou de enige zijn geweest die in de buurt van haar zoontje zou zijn geweest. Zij heeft echter van meet af aan consequent ontkend de dader te zijn geweest.
De rechtbank sprak verdachte vrij na een eis van de officier van justitie van 180 uur werkstraf en drie maanden voorwaardelijke celstraf voor poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte raad. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden uitgesloten dat iemand anders het jongetje de insuline toediende. Het OM stelde hoger beroep in.
De reden waarom het OM, bij deze vordering tot vrijspraak, het hoger beroep heeft doorgezet hangt samen met de buitengewone ernst van deze zaak en de maatschappelijke onrust die de zaak heeft veroorzaakt. Het welbewust mishandelen van een kind door één van zijn ouders roept die maatschappelijke onrust per definitie op. In de visie van het OM dient zo’n zaak, waarover het OM in eerste aanleg en de rechtbank diametraal verschillend bleken te denken, ook in hoger beroep op zijn feitelijke merites te worden beoordeeld. “Het is voor de samenleving en voor de verdachte van groot belang dat het hof als hoogste feitelijke rechter daarover een oordeel geeft. Om die reden heeft het OM het hoger beroep doorgezet.”