Een en ander staat in een wetsvoorstel van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) dat vandaag naar verschillende adviesinstanties is gestuurd. De verspreiding van camerabeelden is dan niet langer in alle gevallen een zaak van politie en openbaar ministerie.
Met deze maatregel komt de bewindspersoon tegemoet aan een wens van de meerderheid in de Tweede Kamer. Het nieuwe wetsvoorstel is een herziene versie van het wetsvoorstel waarover de Raad van State in 2012 advies uitbracht. Daarnaast voorziet het in een maatschappelijke behoefte. Uit onderzoek blijkt dat 71 procent van de Nederlanders voorstander is van het uit de anonimiteit halen van criminelen met behulp van digitale middelen. Ook vanuit het bedrijfsleven is verzocht om verruiming van de mogelijkheden voor gebruik van camerabeelden.
Camerabeelden van strafbare feiten kunnen een belangrijke rol spelen bij de opsporing. Dat blijkt ook uit de opsporingsprogramma’s van de overheid, die een selectie van camerabeelden gebruiken. Daar staat tegenover dat bedrijfsleven en particulieren in ruime mate beschikken over bewakingscamera’s en smartphones.
De opnamen die zij hiermee maken, bieden goede aanknopingspunten om misdrijven op te lossen. De minister wil die mogelijkheden benutten door de wet aan te passen en gebruik te maken van moderne communicatiemiddelen. ‘We vragen al langer hulp van burgers bij de opsporing; dan moeten we ze ook de mogelijkheden bieden die bij deze tijd passen’, aldus Van der Steur.