Lagere straf
De commissie van beroep acht alle aanklachten bewezen, maar spreekt een lagere straf uit dan de tuchtcommissie. De commissie van beroep zet namelijk twee van de vier wedstrijden functieontzegging om in een voorwaardelijke straf. Enerzijds omdat zij verschillende feiten niet bewezen verklaren die de tuchtcommissie wel bewezen verklaarde. Daardoor komt de commissie van beroep tot een andere waardering van het bewijs. Anderzijds omdat de commissie van beroep het belangrijk vindt om een voorwaardelijke functieontzegging op te leggen om soortgelijk gedrag van Bosz in de toekomst te voorkomen.
Bewezen aanklachten
De aanklachten waren het bij herhaling in woord en/of gebaar te kennen geven het niet eens te zijn met een beslissing van de scheidsrechter, het weigeren het speelveld te verlaten waardoor de wedstrijd tijdelijk werd stilgelegd en het in diskrediet brengen van de arbitrage door na afloop in een interview te insinueren dat de arbitrage partijdig was.
Achtergrond
De aanklager betaald voetbal heeft Bosz op 24 september een schikkingsvoorstel van een onvoorwaardelijke functieontzegging van vier duels gedaan. Bosz ging hiermee niet akkoord, waarop de tuchtcommissie de zaak op 1 oktober mondeling behandelde. De tuchtcommissie oordeelde dat Bosz bestraft moest worden met een functieontzegging van vier wedstrijden onvoorwaardelijk. Bosz stelde vervolgens beroep in tegen deze beslissing, waardoor de commissie van beroep de zaak op maandag 12 oktober behandelde. Tijdens deze zitting kregen Bosz en de aanklager wederom de ruimte om een toelichting te geven.