De rechter is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden maatschappelijk gezien geen dringende noodzaak bestaat om de uitoefening van het recht op collectieve actie door de politiebonden te beperken. Daarmee is de actie niet onrechtmatig jegens de Staat en de KBvG en is er geen grond om deze te verbieden.
Hierbij maakte de rechter een kanttekening dat deze afweging mogelijk anders kan uitvallen naarmate de actie langer voortduurt.