Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van woensdag 5 augustus 2015 in een hoger beroepszaak die een aantal voormalige provincieambtenaren tegen het provinciebestuur had aangespannen. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt hiermee een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost‑Brabant.
Verzoek
De voormalige provincieambtenaren hadden het provinciebestuur op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gevraagd informatie uit de vertrekovereenkomsten openbaar te maken. Het gaat de voormalige ambtenaren om de percentages van het salaris en de opbouw van pensioen die de voormalige directeuren tijdens het buitengewoon verlof ontvangen.
Ze vermoeden dat de voormalige directeuren een riantere financiële regeling hebben gekregen dan zij. Het provinciebestuur heeft de vertrekovereenkomsten geanonimiseerd en zonder de gevraagde percentages openbaar gemaakt, omdat de persoonlijke levenssfeer van de voormalige directeuren anders geschaad zou worden.