Voor mensen met een lager inkomen geldt een tijdelijke overbruggingsregeling, onder de voorwaarden uit het Sociaal Akkoord. Dat betekent dat mensen die voor 1 januari 2013 deelnamen aan een VUT of prepensioen of vergelijkbare regeling recht hebben op een overbruggingsuitkering op minimumniveau. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierover maandag een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.
Overbruggingsregeling
De tijdelijke overbruggingsregeling staat open voor mensen die voor 1 januari 2013 al deelnamen aan een VUT of prepensioen of vergelijkbare regeling. Deze regeling biedt mensen die geen of te weinig (gezamenlijk) inkomen hebben in de periode tussen 65 jaar en de verhoogde AOW-leeftijd ter overbrugging een uitkering op minimumniveau. Voor alleenstaanden is de inkomensgrens tot 200% van het wettelijk minimumloon (WML). Dat is een bruto maandbedrag van 2971,20 euro. Voor samenwonenden geldt een gezamenlijk inkomensgrens van 300 % van het WML. Dat is een bruto maandbedrag van 4456,80.
Noodzaak verhoging
De verhoging van de AOW-leeftijd is nodig omdat mensen steeds ouder worden en daarom langer een AOW-uitkering nodig hebben. Daarnaast staat de betaalbaarheid van ons stelsel onder druk door de economische crisis van de afgelopen jaren. Om dit te betalen moeten we iets langer doorwerken en is een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd nodig. Zo blijft de AOW houdbaar als belangrijke basisvoorziening voor iedereen. Mede dankzij de AOW behoort de armoede onder ouderen in Nederland tot de laagste in Europa.
Verhoging AOW-leeftijd
De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.