Het Gerechtshof Den Haag bepaalde vorig jaar nog in hoger beroep van een kort geding dat K. niet aan de VS mag worden uitgeleverd. Het hof was van mening dat de Nederlandse Staat onvoldoende had gedaan om zich ervan te verzekeren dat de VS niet betrokken zijn geweest bij de foltering van Sabir K. in Pakistan.
De minister van Veiligheid en Justitie had de uitlevering wel toegestaan, op voorwaarde dat Sabir K. tijdens zijn verblijf in de Amerikaanse penitentiaire inrichting de benodigde medische behandeling zal ontvangen voor zijn posttraumatische stress stoornis (PTSS).
Sabir K., die zowel de Nederlandse als de Pakistaanse nationaliteit bezit, wordt door de autoriteiten van de VS verdacht van terroristische activiteiten gericht tegen Amerikaanse troepen in Afghanistan. K. is in 2010 door de Pakistaanse autoriteiten opgepakt en naar eigen zeggen tijdens zijn detentie door de Pakistaanse geheime dienst ISI gefolterd. Pakistan heeft hem vervolgens op transport naar Nederland gezet.
Het Amerikaanse ministerie van Justitie heeft vorige maand per brief weersproken dat de VS op enigerlei wijze betrokken zijn geweest bij de aanhouding van Sabir K. in Pakistan. Volgens de minister van Veiligheid en Justitie is daarmee het beletsel tegen de uitlevering weggenomen.