De inspanningen in de sector om weidegang voor de koeien te behouden lijken effect te hebben. In 1997 liep nog 92 procent van de melkkoeien in de wei. Toen had een doorsnee bedrijf 46 melkkoeien, tegen 85 nu. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Hoe groter bedrijf, hoe minder koeien in de wei
De keuze voor het opstallen van de melkkoeien hangt sterk samen met de omvang van het bedrijf. Meer melkkoeien op het bedrijf leidt vaker tot het altijd op stal houden van de koeien. Op bedrijven met 120 melkkoeien of meer, komt 54 procent van de melkkoeien in de wei. Dit is bij de melkveehouders met minder dan 40 melkkoeien nog ruim 94 procent.
Schaalvergroting en bedrijfsvoering
In de periode 2000-2013 is het aantal bedrijven met melkvee met bijna 11 duizend gedaald tot 18,7 duizend. Het aantal melkkoeien bleef vrijwel gelijk met 1,5 miljoen dieren. Dit resulteerde in een forse schaalvergroting. In 2013 telde Nederland bijna 2,9 duizend bedrijven met125 melkkoeien of meer. Dit waren in 2000 nog zo’n 700 bedrijven. Ook de introductie van de melkrobot heeft het toepassen van weidegang in de bedrijfsvoering bemoeilijkt. De koeien op deze bedrijven worden meestal vaker gemolken (ongeveer 3 keer per dag) en moeten hiervoor in de stal zijn. Niettemin worden melkveehouders voor zuivelfabrieken gestimuleerd om weidemelk te leveren; meestal door een hogere melkprijs
Meeste koeien staan buiten in West-Nederland
In de typische veenweidegebieden in het westen van Nederland (Utrecht, Noord- en Zuid-Holland) lopen relatief de meeste melkkoeien in de wei. De grond in deze gebieden is vooral geschikt voor grasland. Naar mate akkerbouw beter mogelijk is, lopen er minder melkkoeien in de wei. Dit doet zich voor in de Noordelijke en de Oostelijke en centrale weidegebieden (Gelderland en de provincies ten noorden). Beduidend minder koeien staan in de wei in het Zuidelijk weidegebied. Dit is vooral Noord-Brabant met naar verhouding veel intensieve veehouderij.