Op 29 augustus 2014 oordeelde de kinderrechter op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, dat er een crisissituatie was waardoor de kinderen voorlopig onder toezicht moesten worden gesteld en uit huis moesten worden geplaatst.
Vandaag vond de zitting naar aanleiding van die beslissing van de kinderrechter plaats. De Raad voor de Kinderbescherming vroeg op zitting om de voorlopige ondertoezichtstelling in stand te houden en de uithuisplaatsing met vier weken te verlengen.
De rechtbank heeft de maatregelen die eerder waren genomen, ingetrokken. Dat betekent dat er nu geen voorlopige ondertoezichtstelling meer is en geen machtiging uithuisplaatsing. Drie van de vier ouders zijn weer thuis, zodat zij beschikbaar zijn om de kinderen te verzorgen. De ouders en kinderen hebben op dit moment geen geldige paspoorten zodat zij niet kunnen reizen.
Los daarvan heeft de rechtbank bij het ene gezin geconcludeerd dat er geen enkele aanwijzing is dat zij zullen vertrekken. Het andere gezin heeft aangegeven dat er emigratieplannen zijn, maar niet nu en zeker niet naar Syrië. De Raad voor de Kinderbescherming zegt dat ouders en hun kinderen kunnen onderduiken maar daarvoor is, zegt de rechtbank, geen enkele aanwijzing.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft niet gemeld dat er zorgen zijn over de kinderen, hoe de kinderen worden opgevoed of dat er andere onveilige omstandigheden zijn. Er zijn geen redenen aangevoerd op grond waarvan er nu overheidstoezicht op de kinderen moet zijn. Wel gaat de Raad onderzoek doen; de ouders hebben aangegeven daaraan mee te zullen werken.