De weggebrachte man sliep op een grasveldje waar vaak kinderen speelden. De voormalige agenten hebben de man wakker gemaakt en naar hun dienstvoertuig geleid. De man is in het voertuig gaan zitten en de twee agenten zijn met hem gaan rijden. Op een afgelegen plek moest de man uitstappen. Eén van de twee voormalige agenten heeft de man geleid naar bosjes. Daar heeft die agent de man laten knielen, bedreigd met zijn dienstvuurwapen en een schep naast de man in de grond gezet. De andere voormalige agent is bij het politievoertuig blijven staan. Vervolgens zijn de verdachten weggereden. Deze gebeurtenissen zijn in april 2010 bekend geworden bij de politieleiding.
De rechtbank heeft de mannen in eerste aanleg veroordeeld tot respectievelijk 6 maanden gevangenisstraf, waarvan drie voorwaardelijk, en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf plus 240 uur taakstraf. Het Openbaar Ministerie heeft in hoger beroep dezelfde straffen geëist. Het hof heeft in hoger beroep de man met het grotere aandeel veroordeeld tot 9 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. De man met het kleinere aandeel is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 240 uur. Aan deze straf liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
Het hof rekent het de beide mannen zeer zwaar aan dat zij een persoon met waarschijnlijk psychische problemen als een pakketje naar een afgelegen plaats hebben gebracht en daar hebben achtergelaten, na hem ernstig bedreigd te hebben. Op een dergelijke wijze mag niet worden omgegaan met mensen. Daar staat het volgende tegenover. Het hof acht het aannemelijk dat in het wijkteam waar beide ex-agenten werkzaam waren het verplaatsen van overlastgevende personen vaker voorkwam. In dit wijkteam was voor politieambtenaren niet concreet duidelijk hoe in een geval als dit gehandeld diende te worden. Echter, de ernstige bedreiging en de overige bijzonderheden van deze zaak brengen mee dat deze gebeurtenissen niet te vergelijken zijn met die andere gevallen van het verplaatsen van overlastgevende personen.