De rechtbank en het OM vinden allebei dat de verdachte te hard heeft gereden en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer. Daarom heeft hij schuld aan het ongeval. De rechtbank en het OM kijken echter anders aan tegen de mate van schuld. Er bestaat voor dit soort zaken drie verschillende zwaartes van schuld; licht, middel en zwaar. De rechtbank vindt dat er sprake is van de middelste variant. Na het opnieuw bestuderen van het dossier blijft het OM van mening dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de lichte mate van schuld.
De strafeis
Het OM heeft op de zitting geëist dat verdachte zou moeten worden veroordeeld tot de maximale werkstraf (240 uur), een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar. Het OM heeft de maximale werkstraf (en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf) geëist vanwege de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval. Bij nader inzien is het OM van mening dat het foute verkeersgedrag van de verdachte zowel voor als na het ongeval zwaarder had moeten meewegen bij het formuleren van de strafeis. Dat had moeten resulteren in het eisen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Opgelegde straf
Het OM kan zich vinden in het feit dat de rechtbank in deze zaak een gevangenisstraf heeft opgelegd. Een hoger beroep zou zich dus alleen richten op het verschil in visie met betrekking tot de lichtere of de middelste vorm van de schuld. Een dergelijk verschil in visie over de mate van schuld is voor het OM onvoldoende reden in deze zaak in hoger beroep te gaan.