Het OM kan zich niet verenigen met de toegepaste strafkorting en de daarbij gegeven motivering van het hof. Het OM legt de zaak aan de Hoge Raad voor om een aantal voor de rechtspraktijk wezenlijke antwoorden te verkrijgen.
Het gerechtshof in 's-Hertogenbosch veroordeelde de twee minderjarigen voor hun aandeel bij de mishandeling maar legde lagere straffen op omdat het hof vindt dat het OM onzorgvuldig heeft gehandeld bij de beslissing tot integrale uitzending van de (bewegende) camerabeelden via Omroep Brabant. Door de beelden integraal en bewegend uit te zenden heeft het OM geen gebruik gemaakt van een minder vergaande wijze van het maken van een inbreuk op de privacy van verdachten. Dat had wel gemoeten, zo vindt het hof.
Het OM wil met het instellen van cassatie een aantal principiële rechtsvragen door de Hoge Raad beantwoord zien, ook mede gericht op toekomstige zaken. Dat is onder andere de vraag of, met het passeren van de andere mogelijkheden, het uitzenden van bewegende beelden ten behoeve van een snelle opsporing, ook gelet op de ernst van het feit, toelaatbaar kan zijn. Een andere vraag is of het hof aan een schending van de privacy van verdachten op de juiste wijze consequenties heeft verbonden.
De rechtsvragen zijn in beide zaken aan de orde. Het OM heeft alleen cassatie ingesteld in de zaak tegen de minderjarige die zijn straf al heeft uitgezeten. In de andere zaak moet de verdachte nog een deel van zijn celstraf uitzitten. Het OM wil daar niet mee wachten totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Door het niet instellen van cassatie in deze zaak wordt de uitspraak onherroepelijk, mits de verdachte zelf niet in cassatie gaat. Bij het onherroepelijk worden van de uitspraak kan met het uitzitten van het resterende deel van de celstraf snel worden begonnen. Voor het splitsen van de zaken voor de cassatie is gekozen vanwege de jeugdige leeftijd van de veroordeelde.