Van de volwassen Nederlanders met een inkomen in de hoogste inkomensgroep wil bijna 40 procent de hypotheekrenteaftrek aan banden leggen. Dit aandeel is beduidend hoger dan bij de middeninkomens bij wie dit varieert tussen de 26 en 30 procent. De laagste inkomensgroep verschilt veel minder van mening met de hoogste. Dit komt doordat het merendeel van de laagste inkomens uit huurders bestaat. Deze zijn vaker voor afschaffing van de hypotheekrenteaftrek dan eigenwoningbezitters: 42 procent tegen 27 procent.
In alle inkomensgroepen zijn meer voorstanders van afschaffing van de hypotheekrenteaftrek dan in 2010. Maar vooral bij de hoogste inkomens is sprake van een flinke toename: van 26 naar 39 procent. Dat is opmerkelijk, aangezien bijna de helft van het totale belastingvoordeel als gevolg van de hypotheekrenteaftrek naar de 20 procent hoogste inkomens gaat. Wel is in deze inkomensgroep het relatieve voordeel van de aftrek het kleinst.