Het OM acht wettig en overtuigend bewezen dat de vijf verdachten, allen afkomstig uit Amsterdam, betrokken zijn bij een of beide moorden.
Feiten in de visie van het OM
Het lichaam van een 29-jarige Almeerder werd in november 2008 gevonden in een riool in Almere. Het lichaam van een 49-jarige Amsterdammer werd in december 2008 gevonden in de kofferbak van zijn auto in Nieuw-Vennep. Uit onderzoek bleek dat beide slachtoffers twee dagen na elkaar, in oktober 2008, van dichtbij met een vuurwapen zijn doodgeschoten.
Volgens het OM beraamden de drie hoofdverdachten gezamenlijk het plan om de twee slachtoffers om het leven te brengen. D. J., een van de hoofdverdachten, werd door de slachtoffers afgeperst. D. J. benaderde meerdere personen met de vraag de moorden voor hem uit te voeren. Uiteindelijk kwam hij bij de verdachte D.W., de vermoedelijke schutter, en diens toenmalige vriendin M. vd L. terecht.
Rechtbank
De rechtbank in Lelystad veroordeelde verdachte D. W. eerder tot 30 jaar cel voor de doodslag op de Amsterdammer en het medeplegen van moord op de Almeerder. Verdachten D. J. en M. vd L. werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van 18 en 14 jaar voor het medeplegen van de moord op de Almeerder. De rechtbank sprak de twee vrij van moord danwel doodslag op de Amsterdammer.
Zowel het OM als de drie verdachten gingen in hoger beroep. Volgens het OM is de Amsterdammer met voorbedachte raad om het leven gebracht en is er dus sprake van moord en niet van doodslag. Daarnaast is het OM van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte D.J. betrokken was bij de dood van de Amsterdammer.
De twee mannen die verdacht worden van het wegmaken van de lichamen van de slachtoffers en het wissen van sporen werden door de rechtbank veroordeeld tot respectievelijk 2 jaar en 147 dagen cel. In deze zaken stelden alleen de verdachten hoger beroep in.
Eis in hoger beroep
Tegen verdachten D. W. en D. J. werd vandaag wederom 30 jaar cel geëist, de maximale tijdelijke gevangenisstraf. "Het gaat hier om buitengewoon ernstige delicten. In enkele dagen zijn twee mannen op grove wijze van het leven beroofd. De wijze van levensberoving kan niet anders dan als een koelbloedige liquidatie worden beschouwd. Het motief voor deze daden, D. J. verlossen van zijn financiële kwelgeesten, is zeer moeilijk invoelbaar," aldus de advocaten-generaal op de zitting. De advocaten-generaal nemen het de verdachten daarnaast bijzonder kwalijk dat ze zich op mensonterende wijze van de lichamen hebben ontdaan.
M. vd L. hoorde 14 jaar tegen zich eisen voor haar betrokkenheid bij de moord op het slachtoffer uit Almere en het behulpzaam zijn bij het wegmaken van diens lichaam. Deze eis is conform de straf die de rechtbank oplegde en lager dan de officier van justitie destijds eiste. In hoger beroep is het OM tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van M. vd L. bij de levensberoving van het Amsterdamse slachtoffer. Bij de strafeis is rekening gehouden met het feit dat deskundigen de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Tegen de andere twee verdachten werden gevangenisstraffen geëist van 2 jaar en 147 dagen. Vrijdag 12 april zullen de pleidooien van de verdediging plaatsvinden.