De beleggers wisten niet hoeveel overlijdensrisicopremie zij afdroegen in de overeenkomsten met Spaarbeleg. Zij hadden hier dus ook niet mee ingestemd. Zij hadden slechts een redelijke premie hoeven te betalen, zoals eerder berekend door het hof Amsterdam. Aldus de Hoge Raad, die ook een verjaringsverweer verwerpt van Aegon, de rechtsopvolger van Spaarbeleg.
Het hof baseerde zijn berekening van een redelijke premie op de aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Die aanbeveling ging uit van een kostenmaximering en van een premie voor een overlijdensrisicoverzekering die aansluit bij gangbare premies (zonder opslagen).