maandag, 29. oktober 2012 - 17:17

Het complete regeerakkoord van Rutte II

Den Haag

Hier volgt het complete regeerakkoord van Rutte II:

VVD en PvdA delen een onverwoestbaar geloof in de toekomst, een rotsvast vertrouwen
in wat Nederlanders samen voor elkaar kunnen krijgen en de diepe overtuiging dat ons
land de komende jaren een stabiel en daadkrachtig kabinet nodig heeft om hiervoor
kracht en energie vrij te maken.
Als volkspartijen met steun in brede lagen van de bevolking zien wij het als onze
opdracht om bruggen te slaan. Tussen Den Haag en de samenleving. Tussen stad en
landelijk gebied. Tussen rijk en arm. Tussen jong en oud. Tussen hoog- en
laagopgeleiden. Tussen mensen die in elke verandering een uitdaging zien en mensen die
vooral bezorgd naar veranderingen kijken. Deze coalitie wil de onderlinge
verbondenheid, het optimisme en de kracht van Nederland versterken.
Dit regeerakkoord weerspiegelt onze zoektocht naar het beste van twee werelden. Wij
hebben ons niet laten verlammen door verschillen of het tegenhouden van plannen van de
ander; wij zoeken inspiratie in wat ons bindt. Het land heeft samenwerking nodig en daar
vroeg de kiezer op 12 september om.
Dus reiken wij elkaar de hand en halen we het beste uit elkaar. Dat maakt grote
hervormingen en noodzakelijke doorbraken mogelijk: in de zorg, op de woningmarkt, op
de arbeidsmarkt, in het buitenlands beleid en op energiegebied. Hervormingen en
doorbraken waardoor Nederland sterker uit de crisis kan komen.
De ene partij is beducht voor een overheid die in de weg loopt. De andere partij vreest
een overheid die mensen in de steek laat. Samen kiezen we voor een overheid die mensen
niet in de eerste plaats als consument ziet, maar als burgers die de ene keer zelfstandig, de
andere keer samen de toekomst van Nederland vormgeven. Een betrouwbare overheid die
kansen biedt en grenzen stelt; die optimaal beschermt en minimaal belemmert.
Wij zijn ervan overtuigd dat het goed is voor onze samenleving en onze burgers om
ruimte te maken voor initiatief en ondernemerschap. En wij weten dat het verstandig en
sociaal is om er te zijn voor mensen, die niet mee kunnen komen. Ieder mens is allereerst
zelf verantwoordelijk voor succes in het leven en de mogelijkheden daartoe willen wij zo
groot mogelijk maken. Maar nooit zullen wij de ogen sluiten voor de mensen die het
zonder extra zetje in de rug niet kunnen redden.
Wij willen Nederland sterker uit deze crisis laten komen. Met een solide beleid: dus
brengen wij de overheidsfinanciën op orde en stimuleren wij innovatie en duurzame
technologie. En op een sociale manier: dus verdelen wij de lasten eerlijk en richten wij
onze collectieve voorzieningen zo in dat ze ook voor latere generaties toegankelijk
blijven. We investeren extra in onderwijs en stellen hogere kwaliteitseisen aan leraren en
schoolleiders. Ook dat is solide en sociaal.
29/10/2012 2
Een sterke economie heeft baat bij een hoge kwaliteit van dienstverlening door de
overheid. Dat kan alleen als we vakmanschap meer ruimte en waardering geven. Mensen
in de voorste linie van het onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn
op hun werk en zich gesteund weten door hun leidinggevenden. Vertrouwen, ruimte en
voldoende tijd zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. Niet toegeven aan de reflex om
op elk incident te reageren met nieuwe regelgeving. Bewezen vakmanschap belonen met
minder verantwoording en controle. Het loongebouw moet zo in elkaar zitten dat echte
vakmensen voor promotie niet hoeven te vluchten in managementfuncties.
Werk blijft de snelste route naar een goed inkomen en economische zelfstandigheid. Dat
moet lonen. En werk moet fatsoenlijk zijn. Dus verkleinen wij de verschillen tussen
flexibel en vast werk. Na ontslag staat alles in het teken van het vinden van nieuw werk.
We accepteren niet dat mensen onnodig thuis zitten en spreken daar zowel hen als de
werkgevers op aan.
Ook voor de integratie van nieuwkomers in Nederland is werk van het grootste belang.
Daarom stellen wij hoge eisen aan mensen die uit vrije wil naar Nederland komen: een
opleiding, beheersing van de taal, een gedegen voorbereiding en het vermogen om hier
economisch zelfstandig te kunnen leven. Maar wie dat doet en zijn of haar bijdrage levert
aan de toekomst van ons allemaal, is en blijft welkom.
Een sociale samenleving is een veilige samenleving. Een samenleving waarin bewoners
en ondernemers zich gesteund weten door het gezag. Met politie die zichtbaar is op straat
om duidelijke regels effectief te handhaven.
Europa heeft ons vrede, veiligheid en welvaart gebracht. Als het Europa goed gaat, gaat
het ons goed. Veel van onze werkgelegenheid en welvaart wortelt in een Europese markt
waar Nederlandse ondernemers hun producten en diensten slijten. Van de euro hebben we
veel profijt gehad en het einde van de euro zou grote onzekerheden voor onze economie
en welvaart met zich mee brengen. We zijn bereid elkaar te helpen om de Europese Unie
en de euro te versterken, maar niet tot elke prijs. Steun dient hand in hand te gaan met
bewezen inspanningen van landen om hun financiële problemen op te lossen en hun
economieën te versterken.
Wij gaan aan de slag. Met passie voor ons mooie land en met hart voor de mensen. Met
een open oog voor de wereld om ons heen. Met gevoel voor urgentie, maar ook met
energie voor jaren en ideeën die aan één kabinetsperiode niet genoeg hebben. We gaan
aan de slag door kansen te pakken, problemen op te lossen en bruggen te slaan.
Mark Rutte Diederik Samsom
29/10/2012 3
Inhoudsopgave
I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal………………………. 4
II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid…………………………. 5
III. Duurzaam groeien en vernieuwen……………………………... 8
IV. Nederland in Europa……………………………………………13
V. Nederland in de wereld…………………………………………14
VI. Van goed naar excellent onderwijs……………………………..16
VII. Zorg dichtbij…………………………………………………….20
VIII. Veiligheid en justitie……………………………………………26
IX. Immigratie, integratie en asiel…………………………………..29
X. Woningmarkt……………………………………………………32
XI. Arbeidsmarkt……………………………………………………33
XII. Ruimte en mobiliteit…………………………………………….37
XIII. Bestuur…………………………………………………………..40
BIJLAGE A - Financieel kader………………………………………….43
BIJLAGE B – Begrotingsregels…………………………………………79
29/10/2012 4
I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal
Het financieel en sociaal-economisch beleid van dit kabinet kent drie onlosmakelijk met
elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan
duurzame groei. Samen dragen ze onze welvaart en ons welzijn. De offers die de
komende jaren worden gevraagd zijn groot en komen bovenop eerder beleid dat ook al tot
forse offers van burgers en bedrijven leidt. Op maatschappelijk draagvlak voor de door
ons voorgestane bezuinigingen mogen we alleen rekenen als we rechtvaardige keuzes
maken en perspectief bieden op houdbare overheidsfinanciën en een duurzame, gezonde
economie.
Nederland heeft er in Europa steeds op aangedrongen dat landen hun zaken op orde
hebben en zich aan afspraken houden. Een gedegen begrotingsbeleid is ook in ons eigen
belang, versterkt onze positie in Europa en maakt het makkelijker bij een onverhoopte
volgende crisis klappen op te vangen. Het wekt vertrouwen bij degenen van wie we geld
lenen, waardoor we minder rente hoeven te betalen. Dat stelt ons op termijn in staat de
lasten te verlagen of meer te investeren in essentiële maatschappelijke voorzieningen als
onderwijs, onderzoek, innovatie en duurzaamheid. Ook voorkomen we op deze manier
dat lasten onnodig doorschuiven naar volgende generaties.
• Met de maatregelen vermeld in bijlage A besparen we netto 16 miljard, conform de
aanbeveling van de Studiegroep Begrotingsruimte.
• Op grond van de effecten van het regeerakkoord (inclusief basispad) stijgt de mediane
koopkracht van mensen met een inkomen tot modaal met gemiddeld 0,2 procent per
jaar. De mediane koopkracht van mensen met meer dan drie keer modaal daalt met
gemiddeld 0,6 procent per jaar.
• Bij de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn de bedragen leidend.
Ombuigingen worden geboekt op het betreffende begrotingshoofdstuk,
intensiveringen worden aangehouden op de aanvullende post. De uitgaven- en
inkomstenkaders worden aan het begin van de kabinetsperiode gebaseerd op het
uitgaven- en lastenbeeld uit bijlage A.
• We houden vast aan het trendmatig begrotingsbeleid met een strikte scheiding tussen
inkomsten en uitgaven. De begrotingsregels zijn opgenomen in bijlage B.
29/10/2012 5
II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid
Wie kan werken, hoort niet van een uitkering afhankelijk te zijn. Wie buiten eigen schuld
toch niet aan het werk komt, heeft de zekerheid van een uitkering op tenminste het
bestaansminimum. Dat willen wij zo houden. Daarom bestrijden we actief misbruik en
fraude en worden alle regelingen zo ingericht, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu
de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt.
Iedereen zal naar vermogen moeten bijdragen om de rekening van de crisis te betalen.
Dat betekent dat er sprake is van een inkomensbeeld waarbij meer wordt gevraagd
naarmate het inkomen hoger is. Daarnaast bestrijden wij de armoedeval. Werken moet
lonen en daarom wordt het verschil tussen uitkering en inkomen uit werk vergroot door
lagere belastingen voor werkenden. De financiering van de zorg verandert: premies en
eigen risico worden inkomensafhankelijk. We gaan meer geld uittrekken voor
armoedebestrijding.
• De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en
vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.
• Voor mensen die per 1-1-2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling en
zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging wordt een
overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een
inkomen tot 150 procent van het wettelijk minimumloon en kent een partner- en
vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per
1 januari 2013 op praktische bezwaren stuiten, dan krijgt de regeling terugwerkende
kracht tot die datum. Met de pensioenfondsen bespreken we de mogelijkheid ter
overbrugging pensioen naar voren te halen.
• Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag
inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële
gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in
2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld
anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De
doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf 90 procent van het
wettelijk minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een
inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon.
• De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (AOW) voor samenwonende
AOW-ers wordt gelijkgetrokken met die van gehuwden.
• De bezuiniging op de AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige
AOW- uitkering hebben, wordt teruggedraaid.
• De partnertoeslag voor AOW gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt. AOWgerechtigden
die samen met hun partner (die nog niet AOW gerechtigd is) een
totaalinkomen hebben van meer dan 50.000 (exclusief AOW) ontvangen niet langer
de partnertoeslag.
• De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een huishouduitkeringstoets. Dit
voorkomt dat binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen,
waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk
is. Tegelijkertijd zorgen we ervoor dat het wel loont om aan het werk te gaan door dit
loon niet te verrekenen met de uitkeringen in het huishouden.
29/10/2012 6
• Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de arbeids- en reintegratieplicht
en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen voortaan voor iedereen.
Er zijn geen categoriale ontheffingen meer. Een individuele ontheffing heeft een
tijdelijke karakter en betreft alleen de arbeidsverplichting. Permanente ontheffing van
de arbeids- en re-integratieverplichting bestaat alleen nog voor mensen die volledig
en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.
• We bekijken of door toepassing van het urencriterium in inkomensregelingen méér
werken beter kan gaan lonen.
• In de WWB leggen we vast dat gemeenten een bijstandsuitkering drie maanden
moeten stoppen als de sollicitatieplicht niet wordt nageleefd. Hervatting vindt slechts
plaats na een verzoek van betrokkene.
• Om de naleving van WWB-verplichtingen te verbeteren wordt de handhaving strikter.
De arbeidsverplichtingen en de duur en hoogte van de bijbehorende sancties worden
geüniformeerd. Ernstige misdragingen tegen ambtenaren die de regelingen uitvoeren,
leiden tot onmiddellijke stopzetting van de uitkering. Dit gaat gelden voor de hele
sociale zekerheid.
• De individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten wordt
verruimd. Extra aandacht is er voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag
inkomen en ouderen met een klein pensioen. De mogelijkheden voor bijzondere
bijstand in de vorm van een aanvullende zorgverzekering of een pas voor culturele,
maatschappelijke en sportvoorzieningen worden ruimer. Het is belangrijk dat
kinderen uit gezinnen met een laag inkomen kunnen sporten. Daarom wordt de
subsidie aan Jeugdsportfonds Nederland verlengd en de Sportimpuls verhoogd.
Mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op
verbetering, krijgen op individuele basis een toeslag. Categoriale bijzondere bijstand
voor aannemelijke kosten wordt beperkt. Voor dit hele pakket wordt structureel 100
miljoen vrijgemaakt.
• Voor nieuwe gevallen wordt de maximale duur van een nabestaandenuitkering
beperkt tot een jaar. In dat jaar kunnen zij met behulp van bestaande instrumenten een
baan zoeken. Er is geen re-integratieplicht.
• We hervormen en versoberen de kindregelingen. Oogmerk is het stelsel te
vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te
bieden waar die het hardste nodig is. De negen kindregelingen worden teruggebracht
tot maximaal vier. Twee zijn in samenhang gericht op inkomensondersteuning
(Algemene Kinderbijslagwet en Wet Kindgebonden Budget) en twee op
participatiebevordering (inkomensafhankelijke combinatiekorting en
kinderopvangtoeslag).
• De arbeidskorting neemt toe met een bedrag dat oploopt tot 500 euro per werkende
per jaar in 2017.
Er zijn weinig of geen landen waar de oudedagsvoorziening zo solide en sociaal geregeld
is als in ons land. Wij richten ons beleid met betrekking tot de AOW en de aanvullende
pensioenen er op deze voorzieningen ook voor de jonge generaties veilig te stellen. Dat
houdt in dat wij de noodzakelijke maatregelen nemen om –nu het aantal ouderen snel
groeit en de beroepsbevolking licht zal gaan krimpen- de betaalbaarheid oftewel de
houdbaarheid van de AOW en de aanvullende pensioenen te kunnen garanderen.
29/10/2012 7
• Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen
redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van 70 procent van het
gemiddeld verdiende loon. Het Witteveen-kader, de wettelijke regeling waarbij
fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze
norm gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met -0,4%.
• Met het inkomen boven 100.000 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal gunstig
pensioen worden opgebouwd.
29/10/2012 8
III. Duurzaam groeien en vernieuwen
De positie van Nederland in de top 5 van de meest concurrerende economieën moet de
komende jaren verankerd en versterkt worden. Ons land heeft daarvoor een uitstekende
uitgangspositie met zijn innovatieve bedrijven en excellente kennisinstellingen. Een
compacte, krachtige overheid die haar zaken financieel op orde heeft, kan in belangrijke
mate bijdragen aan de versterking van die positie.
Nederland komt sterker uit de crisis door de goede keuzes te maken. Keuzes voor
hervormingen, ombuigingen en ambitie. De innovatiekracht van het bedrijfsleven, de
kennisinstellingen en de overheid zal optimaal worden gericht op de transitie naar een
duurzame economie en groene groei, mede met het oog op versterking van het
concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Wij zorgen er voor dat de overheid
daarbij een betrouwbare partner is die weet wat ze wil bereiken, besluitvaardig is en in
staat vast te houden aan de ingeslagen koers.
De succesvolle samenwerking tussen bedrijfsleven, wetenschappelijke instellingen,
regio's en overheid, in het kader van het topsectorenbeleid, wordt voortgezet en in het
nieuwe financiële kader ingepast.
• Via NWO blijft 275 miljoen beschikbaar voor programmatisch onderzoek voor de
topsectoren, waarbij de publiek-private samenwerking voor excellent fundamenteel
onderzoek wordt voortgezet.
• Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het fundamenteel
onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering. Een substantieel deel zetten we
in om te kunnen meedingen voor extra middelen uit het Europese
onderzoeksprogramma Horizon 2020.
• Door verschuiving maken we 110 miljoen vrij om samenwerking tussen bedrijven en
kennisinstellingen verder te stimuleren. Hier staat tegenover dat generieke (fiscale)
subsidies worden verlaagd.
• De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn de
afgelopen jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken wordt een winstbox
ingevoerd in 2015.
We willen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen een Techniekpact 2020 afsluiten.
Daarin wordt uitgegaan van het wederzijdse belang van bedrijven en
onderwijsinstellingen en de ambities die de sector voor zichzelf formuleert. In het
Techniekpact komen tenminste afspraken over de volgende onderwerpen:
• Transparantie door onderwijsinstellingen en bedrijven voor leerlingen en studenten
over de loopbaanperspectieven.
• Het beschikbaar stellen van voldoende stageplekken.
• Verbeteren van de doorstroom door praktisch ingestelde leerlingen een verkorte route
door het beroepsonderwijs te bieden.
• Verkennen van mogelijkheden voor aanpassing van de bekostiging van instellingen
voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en/of van meer cofinanciering door
bedrijfsleven, waaronder een investeringsfonds voor moderne apparatuur en middelen
voor techniekopleidingen.
29/10/2012 9
• We verminderen de schooluitval in het technisch onderwijs door betere structurering
van dat onderwijs en intensievere begeleiding.
• Het aantal kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt sterk gereduceerd en
taken worden ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.
We kiezen voor een realistische, ambitieuze groene groeistrategie, waarin ruimte en
zekerheid verankerd worden. Ons land heeft alles in huis om een betekenisvolle bijdrage
te leveren aan de snelle ontwikkeling van nieuwe energiebronnen als zon, wind, biomassa
en geothermie: hoogwaardige chemie, een innovatieve agrarische sector, grote havens en
een sterke energiesector. Die ontwikkeling is noodzakelijk vanuit het perspectief van
klimaatverandering en eindige grondstoffen en is tevens een uitdaging voor innovatieve
ondernemingen. Een groot aantal veelbelovende ‘biobased’ initiatieven is de laatste jaren
al tot stand gekomen. Deze ‘biobased economy’ kan een van de pijlers vormen voor
groene groei. We willen – met een breed draagvlak in parlement en samenleving – een
stabiel en ambitieus beleid voor de lange termijn neerzetten. In internationaal verband
zal getracht worden daar zoveel mogelijk landen bij te betrekken, ook om zo de kansen
voor het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten.
• Nederland zet in op een ambitieus internationaal klimaatbeleid. Nieuwe internationale
doelstellingen voor de jaren 2020, 2030 en verder moeten technologische vooruitgang
aanjagen en ecologisch evenwicht voor de toekomst veilig stellen. Wij streven
internationaal naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050.
• We kiezen voor een aandeel duurzame energie in 2020 van 16 procent. Om innovatie
te stimuleren, wordt een optimale mix ingezet van subsidies (SDE+) en mogelijk ook
de leveranciersverplichting en bijmengverplichtingen. De concurrentiepositie van de
energie-intensieve sectoren en de werkgelegenheidseffecten worden daarbij in het oog
gehouden. Voor de aan het eind van deze kabinetsperiode optredende
lastenverzwaring komt een compensatie. In 2016 wordt de voortgang beoordeeld en
over het vervolg besloten.
• Energiebesparing krijgt prioriteit. De aanpak van de Green Deals wordt uitgebreid
met ten minste een besparingsdeal met energiebedrijven en woningbouwcorporaties
voor een versnelling in het verduurzamen van de bestaande woningen. Ook voor
kantoren, scholen en andere gebouwen wordt energiebesparing via energiebedrijven
op deze wijze bevorderd. Het kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk
belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen.
• Het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen
rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt fiscaal gestimuleerd door invoering van een
verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit die
afkomstig is van coöperaties van particuliere kleinverbruikers, aan deze verbruikers
geleverd wordt en in hun nabijheid is opgewekt. Deze wordt lastenneutraal
gefinancierd door een generieke verhoging van het reguliere tarief in de eerste schijf
van de energiebelasting.
• Om de kostprijs van windenergie op zee versneld omlaag te brengen zal het kabinet
samen met energiebedrijven en de Nederlandse offshore industrie initiatieven nemen
om de innovatie in deze veelbelovende sector te stimuleren. Met netbeheerders wordt
verkend hoe de benodigde transportinfrastructuur voor elektriciteitswinning op zee tot
stand kan komen.
29/10/2012 10
• Elektrisch vervoer biedt veel kansen voor Nederland. Met netbeheerders,
energiebedrijven en lokale overheden worden afspraken gemaakt over de
laadinfrastructuur om de groei van elektrische mobiliteit verder te stimuleren.
• Biomassa moet zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet (‘cascadering’) en de
duurzame productie en herkomst van biomassa gegarandeerd.
• Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil de (Europese) markt voor
duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen stimuleren.
• De agrarische sector is een belangrijke economische motor. Nederland is de tweede
exporteur van agrarische producten ter wereld. Boeren en tuinders verdienen dus de
ruimte om te ondernemen en een fatsoenlijke beloning voor hun bijdragen aan het
cultuurlandschap en de natuur.
Een effectieve borging van publieke belangen moet samengaan met ruimte voor
vernieuwing. Daarom gaan we met kracht door met het verminderen van regeldruk en
kiezen we voor een samenhangende aanpak in de verschillende sectoren op het terrein
van ordening, sturing en toezicht.
• We koersen aan op een structurele verlaging per 2017 met 2,5 miljard (ten opzichte
van 2012) van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers. Daartoe wordt
een verband gelegd tussen het invoeren van nieuwe regels en het laten vervallen van
bestaande regels.
• We gaan ook de minder meetbare, maar zeer merkbare regeldruk verminderen door
met belanghebbenden in tenminste vijftien regeldichte sectoren en domeinen de
ervaren problemen te verkennen en concrete oplossingen te vinden. Sectoren als
chemie, logistiek, agri & food, life sciences, de bouw, (jeugd)zorg, onderwijs en
politie zullen hier deel van uitmaken.
• De wettelijke winkelsluiting op zondag wordt opgeheven. Het is aan gemeenten om
desgewenst nadere regels te treffen.
• We gaan de vormgeving van toezicht waar nodig herbezien – ook in samenwerking
met de medeoverheden – om met behoud van effectiviteit de toezichtlasten te
verminderen.
• De dienstverlening door overheden moet beter. Bedrijven en burgers kunnen uiterlijk
in 2017 zaken die ze met de overheid doen – zoals het aanvragen van een vergunning
– digitaal afhandelen. Er komt een eenmalige gegevensuitvraag voor ondernemers die
gebruik maken van het Ondernemingsdossier om bedrijfsgegevens uit te wisselen met
de overheid.
• Er komen tien publiek-private doorbraakprojecten, ondermeer gericht op het
vergroten van het gebruik en de kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in
de topsectoren en in sectoren als onderwijs en zorg.
• Door de ordening en de governance te verbeteren kunnen de belangrijke bijdragen die
woningcorporaties, pensioenfondsen, zorginstellingen, scholen en spoorbedrijven aan
de welvaart en het welzijn in ons land leveren, vergroot worden. Het kabinet zal
hiertoe voorstellen doen.
Ondernemers hebben ruimte nodig om te groeien. Die kan verkregen worden door
vernieuwing via ICT en vermindering van regeldruk en nalevingskosten, maar vooral ook
door betere toegang tot krediet en kapitaal.
29/10/2012 11
• De Garantie Ondernemingsfinanciering wordt structureel gemaakt, met een
garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in staat
bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen.
• Om kleine, startende ondernemers beter te kunnen helpen zal het kredietplafond van
de microfinancieringsorganisatie Qredits worden verhoogd van 50.000 tot 150.000
euro. Er zal met Qredits en de banken een afspraak worden gemaakt om dit te
bewerkstelligen.
• We maken binnen het bestaande Innovatiefonds MKB+ ruimte om meer
risicodragend vermogen aan jonge innovatieve bedrijven te kunnen verstrekken.
• Nieuwe alternatieve financieringsvormen zoals kredietunies, crowdfunding en MKBobligaties
zullen worden ondersteund via promotie, wegnemen van belemmeringen in
de regelgeving en door de inzet van kennis en bestaande instrumenten.
Een gezonde financiële sector is onmisbaar voor het functioneren van onze economie.
Maar als bankiers te grote risico’s nemen, kan dat onze economie ook grote schade
toebrengen. Die ervaring hebben we en dat willen we niet nog eens meemaken. Daarom
zetten we de fundamentele hervorming van de bankensector door, zodat banken weer een
positieve bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de reële economie.
• Er komt een verplichte bankierseed met strenge sancties bij overtreding.
• Niet alleen topbankiers worden door de Autoriteit Financiële Markten en de
Nederlandsche Bank gescreend, ook bankmedewerkers verantwoordelijk voor
transacties met hoge risico’s.
• Producten die niet in het belang zijn van de klant mogen niet worden verkocht. De
zorgplicht van banken wordt wettelijk verankerd.
• Op basis van het advies van de onlangs ingestelde commissie structuur Nederlandse
banken komen er voorstellen om spaartegoeden van burgers beter te beschermen
tegen risicovol bankieren.
• Tussen 2013 en 2018 worden de kapitaaleisen voor banken (Basel III) geleidelijk
verhoogd om de kans op financiële crises fors te verkleinen. We halen het groeipad
voor de additionele buffers voor systeemrelevante banken (SIFI) naar voren om
risico’s verder in te perken. Dat doen we verantwoord op basis van een risicoinschatting
en een internationale vergelijking, mede met het oog op de
concurrentiepositie.
• Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. Er
dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief Europees bankentoezicht en
opschoning van balansen. Onder strikte voorwaarden kan daarbij directe bankensteun
uit het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een
gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees depositogarantiestelsel.
• Voor organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd, is het verboden te
speculeren met complexe financiële producten zoals derivaten. Verzekeren tegen
renterisico’s is wel toegestaan. Toezicht hierop vindt plaats bij de jaarlijkse
accountantscontrole.
• In Europa is een versterkte samenwerking op gang gekomen met het oog op een
mogelijke heffing op de financiële sector. Nederland zal zich hierbij aansluiten op
voorwaarde dat onze pensioenfondsen hiervan gevrijwaard blijven, er geen
disproportionele samenloop is met de huidige bankenbelasting en de inkomsten
terugvloeien naar de lidstaten.
29/10/2012 12
• ABN AMRO kan pas terug naar de markt als de financiële sector stabiel is. Er moet
voldoende interesse zijn in de markt, de onderneming moet er klaar voor zijn en
zoveel mogelijk van de totale investering van de Staat moet terugverdiend kunnen
worden. Tegen deze achtergrond onderzoeken we ook andere opties dan een volledige
beursgang.
• De hoogte van de maximale variabele beloning binnen de financiële sector wordt
wettelijk vastgelegd op 20 procent van de vaste beloning.
• Om misbruik, fraude, constructies en witwassen effectiever aan te kunnen pakken,
krijgen belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst / Economische
controledienst meer capaciteit.
29/10/2012 13
IV. Nederland in Europa
Europa is van groot belang voor onze vrede, veiligheid en welvaart. We verdienen er ons
geld; onze banen zijn er voor een groot deel van afhankelijk. De interne markt is de kern
van de Europese samenwerking. Daarnaast versterken we door samen te werken onze
geopolitieke positie ten opzichte van opkomende en gevestigde machten elders in de
wereld. Ook voelen vele Europeanen zich verbonden door de idealen van democratie,
rechtstaat en gelijke behandeling. Langs deze assen geeft Nederland invulling aan zijn rol
in Europa.
Als het goed gaat met Europa gaat het goed met Nederland. Een crisis in Europa voelt
Nederland heftiger dan veel andere landen. Daarom hebben we belang bij een sterk
Europa dat zo snel mogelijk de crisis overwint.
• Landen gaan zelf over hun eigen beleid maar voor het voortbestaan van de euro is het
van cruciaal belang dat alle landen financieel-economisch sterker worden en daarbij
naar elkaar toegroeien. Om economische onbalans te voorkomen, houden landen
elkaar effectief aan afspraken en worden controlemechanismen waar nodig versterkt.
• Landen hebben de verantwoordelijkheid hun begroting op orde te brengen en hun
economie te versterken. Als er sprake is van steun moet die hand in hand gaan met
hun inzet voor een gestaag herstel. Structurele steun van landen die hun
verantwoordelijkheid wel nemen richting landen die deze verantwoordelijkheid niet
nemen, kan niet aan de orde zijn.
• De interne markt wordt verder versterkt. Effectieve maatregelen om de noodzakelijke
groei in Europa te versterken, worden bevorderd en ondersteund. Protectionisme is in
strijd met de Europese gedachte. De inrichting van de (semi-)publieke sector en
sociale zekerheid is primair een verantwoordelijkheid van lidstaten.
• Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. Er
dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief Europees bankentoezicht en
opschoning van balansen. Onder strikte voorwaarden kan daarbij directe bankensteun
uit het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een
gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees depositogarantiestelsel.
• Nederland vraagt de Europese Commissie te inventariseren, op basis van het beginsel
van subsidiariteit, welke beleidsterreinen kunnen worden overgedragen aan nationale
overheden en zal zelf ook voorstellen doen.
• Toetreding van lidstaten wordt getoetst aan de hand van de Kopenhagen criteria.
• De positie van de Eurocommissaris voor economische en monetaire zaken zal verder
versterkt moeten worden.
• Het in onderling overleg uit het gemeenschappelijk arrangement treden (Schengen,
Eurozone, Europese Unie) moet mogelijk zijn.
• De ontwikkeling van de Europese begroting dient in lijn te zijn met de ontwikkeling
van nationale begrotingen. Nederland steunt geen voorstellen voor een substantiële
verruiming, terwijl nationale lidstaten bezuinigen.
• Door verlaging van landbouw- en cohesiebudgetten wordt de Europese begroting
gemoderniseerd ten gunste van investeringen in innovatie en duurzaamheid.
• De lasten tussen Europese lidstaten moeten eerlijk worden verdeeld. Voor Nederland
betekent dit ten minste voortzetting van de eerder afgesproken correctie van 1 miljard.
29/10/2012 14
• Een betere verantwoording over de besteding van Europees geld blijft voor ons
prioriteit houden.
29/10/2012 15
V. Nederland in de wereld
Nederland kent van oudsher een sterke internationale oriëntatie, zowel omdat het in ons
belang is als uit overtuiging. Nederlanders en Nederlandse bedrijven hebben grote
belangen in het buitenland. Het buitenlands beleid is gericht op het behartigen en
beschermen daarvan en bevordert de internationale rechtsorde en de mensenrechten. De
allerarmsten staan centraal bij ontwikkelingssamenwerking. Onze krijgsmacht moet in
staat blijven in internationaal verband de veiligheid van ons land te garanderen en bij te
dragen aan vrede en veiligheid in de wereld. Zij moet hiertoe beschikken over eenheden
en materieel van hoge kwaliteit. Zo dienen we internationale stabiliteit, veiligheid en
welvaart.
• In bilaterale- en multilaterale samenwerking en contacten bevorderen we
mensenrechten, duurzaamheid en goede arbeidsomstandigheden en krijgt energie- en
grondstoffenzekerheid bijzondere aandacht.
• Nederland zet zich in voor een effectieve werking van internationale organisaties.
• Waar mogelijk draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten en
benut daarbij de goede banden met zowel Israël als de Palestijnse autoriteit.
• We besparen op het postennetwerk, vooral door samenwerking in EU-verband en met
andere (Europese) landen.
• De Dienst Buitenlandse Zaken gaat per 1 januari 2013 vallen onder de Algemene
Bestuursdienst.
• De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van het
buitenlandse beleid, inclusief de Europese agenda van het kabinet. De voorbereiding
van de Europese Raad vindt plaats onder regie van de minister-president.
Er komt een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op het
ministerie van Buitenlandse Zaken. Hiermee wordt het belang van samenhang tussen
beide beleidsterreinen bevestigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vergroten van de
mogelijkheden van het midden- en klein bedrijf om te investeren in zich ontwikkelende
landen, en ook voor het creëren van nieuwe coalities tussen bedrijven, NGO’s en
particulieren zoals die om HIV/AIDS in Afrika te bestrijden. Het belang van de 3Dbenadering
(defense, diplomacy, development) bij internationale crisisbeheersingsoperaties
en vredesmissies komt tot uiting in een nieuw budget voor internationale
veiligheid.
• Om kansen te creëren voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen werken we
actief aan de versterking van internationale economische relaties en blijft
economische diplomatie een zware component in het werk van ambassades en
consulaten.
• De versterkte samenhang tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
krijgt onder meer vorm door het in samenwerking met het bedrijfsleven ontwikkelen
van een revolverend fonds van 750 miljoen dat in de jaren 2014-2016 vanuit de
begroting van Ontwikkelingssamenwerking wordt gevoed. Hieruit kunnen
investeringen in ontwikkelingslanden worden ondersteund, in het bijzonder die van
het midden- en kleinbedrijf.
• Het belang van vredes- en crisisbeheersingsoperaties voor ontwikkelingslanden wordt
onderstreept door vanaf 2014 een nieuw structureel budget voor Internationale
29/10/2012 16
Veiligheid in te stellen van 250 miljoen, dat ter beschikking komt voor de dekking
van uitgaven verbonden aan internationale veiligheid, die nu nog drukken op de
begroting van Defensie. De minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor de aanwending, in
overeenstemming met de minister van Defensie.
• Met het oog op het financieren van bovenstaand fonds en budget en als bijdrage aan
het oplossen van de algemene financiële problematiek wordt gekort op de begrotingen
van Ontwikkelingssamenwerking en Defensie, oplopend tot respectievelijk 1 miljard
en 250 miljoen in 2017.
• Nederland zet zich binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) in voor modernisering van de criteria voor officieel erkende
ontwikkelingshulp.
• De prioriteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking blijven
watermanagement, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten. Hetzelfde geldt voor de doorsnijdende thema’s:
gender, milieu (inclusief de internationale klimaatdoelstellingen uit Kopenhagen) en
goed bestuur.
• Voor een bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties is een
volkenrechtelijk mandaat vereist of dient sprake zijn van een humanitaire
noodsituatie. Verzoeken daartoe worden overwogen in het perspectief van onze
internationale verantwoordelijkheid en nationale belangen.
• Bij internationale missies naar landen in conflict moeten veiligheid, ontwikkeling en
diplomatie hand in hand gaan.
• De oorspronkelijke voornemens met betrekking tot de vervanging van de F16 zijn
niet uitvoerbaar zonder aanpassing hiervan of herprioritering binnen het totale
Defensiebudget. De minister van Financiën verzoekt de Algemene Rekenkamer een
onderzoek in te stellen naar de ontwikkeling van de financiële perspectieven ten
aanzien van de aanschaf en exploitatie van de vervanger van de F16 en de
informatievoorziening daarover in de afgelopen periode. De minister van Defensie
ontwikkelt, in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken en uitgaande van het
beschikbare budget, een visie op de krijgsmacht van de toekomst. Ook in de toekomst
zal de krijgsmacht de verplichtingen in NAVO- verband gestand moeten kunnen doen
en in staat zijn in internationaal verband een bijdrage te leveren aan
crisisbeheersingsoperaties. Mede op basis van beide rapportages zal het kabinet eind
2013 een beslissing nemen over de vervanging van de F16. Gelet op het rapport van
de Algemene Rekenkamer ter zake zetten we de ontwikkel- en testprogramma’s
conform de MOU’s voort.
• De missie in Afghanistan (Kunduz) wordt afgemaakt en conform planning afgerond
in 2014.
29/10/2012 17
VI. Van goed naar excellent onderwijs
Onderwijs en wetenschap in Nederland zijn van hoog niveau, maar onze ambitie reikt
verder: wij willen tot de top vijf van de wereld gaan horen. De kwaliteit van de man of
vrouw voor de klas of in de collegezaal is daarbij van doorslaggevende betekenis. En die
kwaliteit staat of valt met opleiding en selectie van leraren en van directeuren en
bestuurders die hun medewerkers stimuleren, belonen en zo nodig sanctioneren. Dit zijn
de mannen en vrouwen van wie we het moeten hebben: in hen willen we investeren.
Zo kan onderwijs het beste uit kinderen en studenten halen. Talent meer uitdagen en
achterstanden verkleinen, ook als je geboren bent in een migrantenfamilie, een gezin met
een laag inkomen of deelneemt aan het speciaal onderwijs. Het belang dat wij hechten
aan goed onderwijs, wordt onderstreept door het feit dat wij onderwijs buiten de
bezuinigingen hebben weten te houden en er in deze crisistijd zelfs in investeren.
• Met het onderwijsveld willen wij tot afspraken komen over verbetering van de
kwaliteit van leraren en schoolleiders. Over betere begeleiding van startende docenten
en bijscholing van bestaande docenten en schoolleiders. Over professionalisering van
het personeelsbeleid met behulp van de Onderwijsinspectie. Over terugdringing van
het aantal onbevoegde docenten. Het oordeel van de Onderwijsinspectie over scholen
zal zich ook gaan uitstrekken tot de categorieën “goed” en “excellent”. Onderdeel van
het akkoord is dat scholen die hun kwaliteit op orde hebben, minder hoeven te
verantwoorden dan scholen die slecht scoren. Scholen gaan publieke verantwoording
afleggen over behaalde resultaten en gebruikte middelen.
Andere elementen die we betrekken bij te sluiten akkoorden:
- Het zo effectief mogelijk benutten van kostbare onderwijstijd.
- Modernisering van de huidige wettelijke onderwijstijdnorm.
- De ouderenregeling (BAPO) afbouwen om ruimte te creëren voor moderne
arbeidsvoorwaarden.
- Het versneld voldoen aan gewenste beloningscodes.
- Vanaf 2017 is voor dit pakket ruim 340 miljoen beschikbaar, op voorwaarde dat
het lukt de arbeidsvoorwaarden te moderniseren.
• De eisen rond lerarenopleidingen worden aangescherpt en een groter deel van dit
onderwijs moet in de praktijk plaatsvinden.
• De eisen van bekwaamheid uit het Lerarenregister en de bijscholingsplicht van
docenten worden met ingang van 2017 wettelijk verankerd.
• De mogelijkheden om slecht functionerende docenten aan te pakken, nemen toe nu de
rechtspositie van ambtenaren in overeenstemming zal worden gebracht met die van
andere werknemers.
• Het participatie- en vervangingsfonds wordt gemoderniseerd, zodat goed werkgeverschap
beter kan worden beloond.
• In het onderwijs zal een stofkamoperatie plaatsvinden, zodat het aantal administratieve
verplichtingen en voorschriften voor verantwoording kan verminderen.
• Er komen normen die borg moeten staan voor de menselijke maat in het onderwijs en
voor minder overhead. De bekostiging wordt daarop geënt en deze normen zijn ook
leidend bij fusies.
29/10/2012 18
• In krimpgebieden moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn. Denominatie
noch fusietoets mag daarbij in de weg staan.
• Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO)
worden doelmatiger en gaan vallen onder het gebudgetteerde stelsel van
samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs.
• Consultatiebureaus gaan doelgroepkinderen voor wat betreft risico op taalachterstand
toetsen en doorverwijzen. Het beschikbare extra geld voor Vroeg en voorschoolse
educatie zal in het licht van bovenstaande worden aangewend.
• In het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) gaan we door met actieplan ‘Focus op
vakmanschap’, maar op een verantwoord tijdpad. Daarbij betrekken we inkorting en
intensivering van de opleidingen en een sterk vereenvoudigde kwalificatiestructuur.
• Er komen minder opleidingen en uitstroomprofielen zodat de kwaliteit in het MBO
kan toenemen. Kleine opleidingen worden in principe beëindigd.
• Er is 250 miljoen beschikbaar om te intensiveren in het MBO, gekoppeld aan
prestatieafspraken met instellingen. Volle roosters, uitdagende opleidingen, voldoende
aandacht voor de basisvaardigheden taal/rekenen en een sterke praktijkoriëntatie
dragen bij aan meer kwaliteit.
• De langstudeerdersboete voor studenten wordt afgeschaft.
• Er komt een sociaal leenstelsel in het hoger beroeps- en universitair onderwijs voor de
basisbeurs in de bachelor- en in de masterfase. Dit geldt voor nieuwe studenten met
ingang van september 2014. De aanvullende beurs blijft buiten het sociale leenstelsel,
om de toegankelijkheid van het onderwijs te garanderen.
• De openbaarvervoerkaart voor studenten wordt een kortingkaart in 2015, die ook
beschikbaar komt voor scholieren in het MBO. Vervoerskosten vallen (tot een zeker
maximum) onder het sociaal leenstelsel.
• De opbrengsten van de maatregelen in de studiefinanciering worden geïnvesteerd in
het onderwijs en onderzoek.
• Voor het compenseren van onbedoelde effecten van het vrijgeven van het collegegeld
voor een tweede studie is 20 miljoen beschikbaar.
• De verstrekking van gratis schoolboeken wordt teruggedraaid. Het huidig systeem van
inkoop van boeken door scholen kan in stand blijven. Een deel van de besparing
wordt teruggeven in inkomensondersteuning. De maatregel levert per saldo 185
miljoen op.
• Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het fundamenteel
onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering.
• In lijn met de motie Van Haersma Buma wordt 256 miljoen uit het gemeentefonds
overgeheveld naar de scholen ten behoeve van hun huisvesting.
• Het beleid gericht op bekostiging op basis van kwaliteit wordt voortgezet.
• Toelating tot het hoger onderwijs vindt plaats op basis van een daarvoor kwalificerend
diploma. Selectie aan de poort blijft toegestaan voor University colleges, studies waar
het aantal aanmeldingen het aantal opleidingsplaatsen overstijgt en voor opleidingen
met bijzondere toelatingseisen, zoals in de kunsten.
• Bestuur, beheer en beloningen bij instellingen van hoger onderwijs worden in overleg
met de sector versneld op orde gebracht.
29/10/2012 19
Emancipatie en gelijke behandeling
Iedereen moet iets van zijn of haar leven kunnen maken, ongeacht geslacht,
seksuele geaardheid, afkomst, religie, levensovertuiging of handicap. Dat vraagt
van iedereen een bijdrage: van individuen zelf, sociale partners, overheden,
levensbeschouwelijke groepen en etnische gemeenschappen. De overheid kan
anderen alleen met overtuiging aanspreken als zij zelf het goede voorbeeld geeft.
• Nieuwe ‘weigerambtenaren’ worden niet aangesteld. De algemene wet gelijke
behandeling wordt aangepast naar Europees model. De ‘enkele feitconstructie’
verdwijnt uit de wet. Scholen mogen homoseksuele leraren niet ontslaan en
homoseksuele leerlingen niet weigeren of wegsturen vanwege hun seksuele
voorkeur. Op scholen zal ook voorlichting worden gegeven over 'seksuele
diversiteit'. Het wetsvoorstel lesbisch ouderschap treedt zo spoedig mogelijk in
werking. Daardoor verbetert de juridische positie van lesbische ouders en hun
kinderen.
• Bestrijding van homofoob geweld blijft een prioriteit voor politie en Openbaar
Ministerie.
• De sterilisatie-eis met betrekking tot officiële geslachtsregistratie zal worden
geschrapt uit de wet.
• Het kabinet zet zich actief in om nog bestaande loonverschillen tussen mannen
en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen.
• Het kabinet bestrijdt alle vormen van onderdrukking van vrouwen. Geweld in
afhankelijkheidssituaties is onaanvaardbaar en wordt opgespoord en bestraft.
Dat geldt voor huiselijk geweld en kindermishandeling, genitale verminking,
eerwraak, prostitutie en mensenhandel. Op schijnhuwelijken wordt strenger
gecontroleerd. Gedwongen huwelijken worden strafbaar en herhaalde
huwelijksmigratie gaan we tegen.
• Nederland zal het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van
gehandicapten ratificeren, onder de voorwaarde dat hieruit volgende
verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht.
Kunst en Cultuur
Kunst en cultuur zijn van grote waarde voor de samenleving. Nederland heeft een naam
hoog te houden in kunst en cultuur. Nederlandse ontwerpers, modemakers, dj's en
architecten veroveren de wereld. Beeldende kunst, dans, opera en musicals trekken een
groot publiek. Instellingen en kunstenaars ontpoppen zich als cultureel ondernemer en
boren nieuw publiek en nieuwe middelen aan. Het overheidsbeleid richt zich vooral op
een sterke basisinfrastructuur, talentontwikkeling en internationale bekendheid van onze
topkunst.
• Cultuur moet toegankelijk blijven. De BTW-verhoging voor podium- en beeldende
kunsten gaat definitief niet door.
• We ondersteunen en stimuleren cultureel ondernemerschap en nieuwe
financieringsvormen.
29/10/2012 20
• De cultuurkaart CJP voor jongeren blijft behouden. Culturele instellingen richten hun
educatie op deze groep.
• Talentontwikkeling wordt gestimuleerd via het Fonds voor de podiumkunsten en
cultuureducatie.
• Gesubsidieerde culturele instellingen hanteren de Code culturele diversiteit.
• Het onderwijs en de cultuursector bundelen krachten ten behoeve van cultuureducatie
in het basis- en voortgezet onderwijs.
Media
Centraal in het mediabeleid staat het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en
hoogwaardig aanbod, toegankelijk voor alle lagen van de bevolking. Het bestaande beleid
wijzigen we op een aantal punten.
• De regionale omroepen worden niet langer gefinancierd door de provincies, maar
door het Rijk. Het budget wordt overgeheveld van het provinciefonds naar de
mediabegroting. Door samenwerking en integratie van taken met de landelijke
publieke omroep is een besparing mogelijk.
• We heroverwegen het eerder aangekondigde mediafonds. Het Stimuleringsfonds voor
de Pers blijft bestaan.
• De zogenaamde ‘artikel 2.42 omroepen’ worden - zoals eerder besloten -
ondergebracht bij omroeporganisaties. Dat maakt het schrappen van de hiermee
samenhangende uitgaven mogelijk.
• De landelijke publieke omroep krijgt daarnaast een extra taakstelling. Deze kan onder
meer worden gerealiseerd door de eigen inkomsten te vergroten, onnodige uitgaven
aan ledenwerving te voorkomen en door de voorgenomen koppeling tussen
ledenaantallen en budgetten van omroepverenigingen los te laten en te vervangen
door systeem met A- en B-licentie. Toetreding van nieuwe omroepen blijft mogelijk.
29/10/2012 21
VII. Zorg dichtbij
Goede zorg en, nog belangrijker, goede gezondheid is niet alleen een zaak van de
overheid. Succes boeken we alleen door samen te werken. Dat begint bij preventie en een
gezonde levensstijl. Natuurlijk zijn mensen hiervoor in de eerste plaats zelf
verantwoordelijk, maar wij willen dit ondersteunen. Daarnaast kiezen wij de komende
kabinetsperiode voor een drietal andere prioriteiten. Allereerst willen wij de kwaliteit
van de geleverde zorg verder verbeteren. We doen dit door het inzicht in de geleverde
kwaliteit te verbeteren, praktijkvariatie te verminderen en zinloos medisch handelen tegen
te gaan. Kwaliteitsverhoging gaat in de zorg gelukkig vaak samen met kostenverlaging;
daar ligt een tweede prioriteit. Wij drukken de stijging van de kosten door de hoeveelheid
geleverde zorg beter te beheersen, overbehandeling tegen te gaan, stringent pakketbeheer
in te voeren, overcapaciteit te verminderen en verspilling te bestrijden. Een derde
prioriteit betreft het bevorderen van (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders.
Dure, complexe en acute zorg willen we concentreren; minder complexe zorg organiseren
we dichter bij de mensen. Beide is goed voor kwaliteit én kosten.
Binnen het stelsel van curatieve zorg gaan we nieuwe accenten leggen op meer
samenwerken in plaats van enkel concurreren, op het wegnemen van perverse
volumeprikkels en de introductie van inkomensafhankelijke financiering. De sleutelrol
van verzekeraars blijft in stand. In 2015 zijn zij volgens plan volledig risicodragend.
• Financiering van zorg wordt in hoofdzaak inkomensafhankelijk. De zorgtoeslag
verdwijnt. Voor 2017 gaan we uit van een nominale premie van 400, daarna blijft de
verhouding tussen de nominale en inkomensafhankelijke premie constant. Het
bestaande eigen risico wordt budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk
eigen risico. De zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers.
• Met behulp van convenanten houden we het zorgstelsel binnen maatschappelijk en
politiek wenselijke bandbreedtes. Met verzekeraars sluiten we een convenant over
preventie en het bevorderen van een gezonde levensstijl. Na 2014 zetten we het
hoofdlijnenakkoord voort met instellingen voor medisch specialistische zorg,
vrijgevestigde medisch specialisten, huisartsen en instellingen voor geestelijke
gezondheidszorg. Daarbij wordt de kostenstijging verder gedrukt van 2,5 naar 2
procent (huisartsen naar 2,5 procent). We willen de kans op inzet van het macro
beheersingsinstrument zo klein mogelijk maken en bekijken daarom of het mogelijk is
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vooraf te laten toetsen of het door de
verzekeraars gecontracteerde volume past binnen het begrotingskader zorg.
• Concentratie van voorzieningen zorgt vaak voor een hogere kwaliteit tegen lagere
kosten. Verzekeraars zijn er verantwoordelijk voor dat dit doel bereikt wordt, door
selectiever te contracteren op basis van heldere kwaliteitscriteria. Daarom wordt de
basisverzekering beperkt tot naturapolissen; de restitutiepolis gaat naar de
aanvullende verzekering.
29/10/2012 22
• Het naast elkaar bestaan van verschillend gefinancierde spoedeisende hulpposten
(SEH’s) en huisartsenposten (HAP’s) zorgt voor volumeprikkels die bijdragen aan
overbehandeling en verspilling. Om dit tegen te gaan wordt de ingezette beweging
richting concentratie en specialisatie van SEH’s voortgezet en zullen deze worden
geïntegreerd met de HAP’s. Huisartsenzorg moet altijd bereikbaar zijn. Mensen die
zich zonder verwijzing van een huisarts melden bij de SEH, betalen een eigen
bijdrage van 50 euro. Uiteindelijk zullen deze voorzieningen onder regie van de
verzekeraars in één bekostigingssysteem met de huisartsen worden ondergebracht. Dit
systeem gaat uit van populatiegebonden bekostiging en biedt ruimte voor aanvullende
beloningsafspraken met verzekeraars. Die afspraken zijn gericht op het vervangen van
tweedelijnszorg door de eerste lijn, het ontmoedigen van onnodige doorverwijzingen
en het bevorderen van chronische zorg in de eerste lijn. Voor nieuwe aanbieders blijft
ruimte. Dit pakket van maatregelen legt het fundament voor een structuur van sterke
eerste- en anderhalvelijnszorg, dicht bij de mensen en met de huisarts in een
sleutelrol. Ook wordt op deze manier onnodig gebruik van dure ziekenhuiszorg
ontmoedigd.
• Met verzekeraars sluiten we een convenant af gericht op concentratie van acute zorg,
omdat dit leidt tot hogere kwaliteit van zorg. Ook de top-referente zorg die op dit
moment door academische ziekenhuizen wordt verleend, wordt geconcentreerd.
• Zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de Geestelijke
GezondheidsZorg (GGZ). Dit vergt vervanging van de kostenverevening achteraf
door een goede vereveningssystematiek vooraf, een deugdelijke productstructuur en
goede kwaliteitsmeting. Langdurige geestelijke gezondheidszorg kan dan ook
overgeheveld worden naar de zorgverzekeringswet. Om afwenteling te voorkomen
wordt de bestaande eigen bijdrage in de eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een
procentuele eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in eerste en tweede lijn gezamenlijk.
Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de eerste lijns GGZ.
• Vanaf 2015 gaan we investeren in extra wijkverpleegkundigen met een bedrag dat
oploopt tot minimaal 250 miljoen in 2017. Dit financieren we met middelen die we
vrijspelen bij medische zorg in de tweede lijn (substitutie). Zo bevorderen we dat
meer zorg dicht bij de mensen thuis wordt geleverd.
• De mogelijkheid om winst uit te keren in de zorg zal zo ingeperkt worden dat het
alleen interessant is voor investeerders met een langetermijnperspectief.
Winstuitkering is alleen mogelijk bij surpluswinst boven 20 procent solvabiliteit en
alleen bij winst uit reguliere exploitatie. Zorgverzekeraars krijgen de mogelijkheid
een minderheidsbelang bij zorgaanbieders te verwerven.
• Het rapport van de commissie-Meurs is leidraad bij het inkomensbeleid gericht op
medisch specialisten. Het fiscale ondernemersvoordeel voor medisch specialisten
vervalt in 2015, als het specialistenhonorarium integraal onderdeel is van het
ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten verdwijnt. De vorming
van mega- of regiomaatschappen wordt ontmoedigd.
29/10/2012 23
• Publiek toegankelijke informatie over kwaliteit is van groot belang voor verzekeraars,
patiënten, patiëntenverenigingen, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de
Nederlandse Zorgautoriteit. Lopende initiatieven worden met kracht doorgezet,
eventueel ondersteund door convenanten. Het Kwaliteitsinstituut krijgt
doorzettingsmacht als de voortgang stokt. We verplichten aanbieders van zorg om bij
de declaratie ook informatie te geven die nodig is om vast te kunnen stellen dat
kwaliteit geleverd is. Het gros van deze informatie, bijvoorbeeld voortkomend uit
klinische registraties, bestaat reeds maar moet nog ontsloten worden. Vanzelfsprekend
wordt hierbij recht gedaan aan de bestaande privacy regelingen.
In de langdurige en welzijnszorg willen we de komende periode een omslag maken naar
meer maatwerk, meer zorg in de buurt, meer samenwerking tussen de verschillende
aanbieders maar ook naar houdbaar gefinancierde voorzieningen, zodat ook latere
generaties er nog gebruik van kunnen maken. Dit betekent dat maximaal aansluiting
gezocht zal worden bij wat mensen nodig hebben en wat gemeenten in staat zijn te doen.
Ook richten wij de voorzieningen scherper op beschikbaarheid voor mensen, die zich uit
eigen middelen geen alternatief kunnen veroorloven. Daarbij geven wij prioriteit aan zorg
met een medisch karakter boven zorg met een niet-medisch karakter, omdat mensen bij
die laatste vorm van zorg vaker (maar niet altijd) op alternatieven in eigen kring kunnen
terugvallen.
• De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een een
nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg
(vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de
contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg
in natura als pgb’s maken deel uit van de voorziening. Zowel inkoop als
indicatiestelling komt hier terecht. De bestaande regionale structuur van zorginkoop
met budgetplafond wordt vooralsnog gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt beperkt
tot degenen die het echt nodig hebben. De besparing ontstaat door het terugdringen
van regionale variatie en spreiding in tariefstelling. Het gebruik van
persoonsgebonden budgetten heeft juist bij deze zorg overigens geleid tot zorg op
maat en institutionele innovaties. Dat willen we verder bevorderen.
• Voor verbetering van verpleegkundige zorg buiten instellingen zijn al veel goede
ideeën ontwikkeld, onder meer door de Sociaal Economische Raad en in de Agenda
voor de Zorg. Wij sluiten daarbij aan. Extramurale verpleging wordt in 2017 van de
AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (ZVW) en valt daar onder het
zelfde systeem van populatiegebonden bekostiging als de huisartsenzorg. De
indicatiestelling vervalt. Zo verdwijnen schotten, bevorderen we wijkverpleging,
ontmoedigen we overbehandeling en stimuleren we een sterke eerste lijn waar de
huisarts integraal deel van uitmaakt.
• Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van
ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken worden beperkt,
dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en
gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanspraken op
huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen
die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen.
29/10/2012 24
• De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het
organiseren van zorg dicht bij mensen maakt beperking, vereenvoudiging en
decentralisatie mogelijk van regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek
specifieke zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.
Hieruit wordt een nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang
van ruim 750 miljoen.
• De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de
concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen.
De afgelopen jaren hebben grote groepen medewerkers in de (semi-)collectieve sector
hun bijdrage aan het herstel van de overheidsfinanciën geleverd,doordat de groei in hun
arbeidsvoorwaarden afgeremd werd met de zogeheten “nullijn”. De medewerkers in de
zorg zijn hier tot nu toe uitgezonderd van geweest. Het is dus redelijk van hen een
bijdrage te vragen. Voorts nemen de stijgende collectieve zorguitgaven een steeds groter
aandeel in de collectieve uitgaven in; binnen de collectieve zorguitgaven nemen de
personele uitgaven een dominante positie in. Het beheersen van deze uitgaven is dan ook
van toenemend belang om adequaat te kunnen reageren op verslechteringen van het
EMU-saldo. Het vigerende convenant voor de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
in de zorg (OVA), waarin geregeld is hoe de overheid de jaarlijkse bijdrage
voor de arbeidskosten voor de zorg vaststelt, heeft momenteel geen mogelijkheid om af te
wijken. Dat is wel mogelijk in de overige delen van de collectieve sector. In het recente
verleden zijn werkgevers bereid geweest om af spraken te maken over de incidentele
loonontwikkeling. Het kabinet zal nu in gesprek gaan met de zorgsector, met als
uitgangspunt een meer gelijke behandeling tussen de verschillende onderdelen van de
collectieve sector. In dit overleg zal het kabinet er tevens op aandringen om, binnen de
beschikbare middelen, ruimte vrij te maken (100 miljoen) voor het verbeteren van de
arbeidsmarktpositie van specifieke groepen zorgmedewerkers. Eind 2013 beoordeelt het
kabinet de voortgang op beide punten. Om ervan verzekerd te zijn dat per 1 januari 2016
daadwerkelijk stappen gezet kunnen worden, zet het kabinet per onmiddellijk de
procedure in gang om het OVA-convenant met ingang van die datum op te schorten.
Voortschrijdende mogelijkheden, toenemend zelfbewustzijn bij burgers en definiëring
van nieuwe ziekten leiden tot nieuwe medisch-ethische vragen. Om deze vragen op
zorgvuldige wijze te beantwoorden is een brede maatschappelijke discussie nodig.
Leidend is het beginsel van zelfbeschikking, altijd in samenhang met menselijke
waardigheid, goede zorg en beschermwaardigheid van het leven.
• Er is geen aanleiding om de grens voor het uitvoeren van abortus aan te passen.
• De maatschappelijke discussie over het vrijwillige levenseinde zal worden
voortgezet en kan leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving.
• Embryoselectie is toegestaan op medische gronden.
• Het oordeel over een actief donorregistratiesysteem wordt aan de Kamer
overgelaten.
29/10/2012 25
Ouders zijn er voor verantwoordelijk hun kinderen veilig en gezond te laten opgroeien.
Wanneer de ontwikkeling van kinderen ernstig in gevaar komt, moet de overheid tijdig
ingrijpen. Dat is in het verleden ondanks toenemende budgetten niet altijd gebeurd. De
jeugdzorg zal daarom de komende jaren sterk worden verbeterd. Tegelijkertijd zullen de
fors gestegen uitgaven voor jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd
worden teruggebracht.
De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat
alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de
gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de jeugd-GGZ
die onder de ZVW valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis
van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie.
Deze decentralisatie wordt gecoördineerd op het ministerie van VWS.
• “Eén gezin, één plan, één regisseur” is het uitgangspunt bij de decentralisaties in het
sociale domein: bij de wet werken naar vermogen, de algemene wet bijzondere
ziektekosten, de wet maatschappelijke ondersteuning en de jeugdhulpverlening. Dit
vergt ook één budget en één verantwoordelijke van overheidszijde. Er komt een einde
aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de
ondersteuning van één gezin.
• Consultatiebureaus worden verplicht kinderen voor wie taalachterstand dreigt, door te
verwijzen naar vroeg- en voorschoolse educatie. Sluitende samenwerking tussen
gemeenten en scholen moet waarborgen dat achterstanden spoedig mogelijk en in
ieder geval voor het eind van de basisschoolperiode zijn weggewerkt.
• Om de effecten van Jeugdzorg te kunnen beoordelen worden prestatiegegevens
aangeleverd en openbaar.
• De decentralisatie moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de
voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het accent zal steeds liggen op
participatie in de samenleving.
• We versnellen de professionalisering van de jeugdzorg, inclusief opleidingseisen,
beroepscodes en tuchtrecht.
• De nieuwe Jeugdwet waarborgt de gemeentelijke beleidsvrijheid. Elementaire
kwaliteitswaarborgen voor cliënten blijven wettelijk verankerd.
• De voorgenomen eigen bijdrage in de jeugdzorg wordt niet ingevoerd.
Sport brengt mensen bij elkaar en is van groot maatschappelijk belang. Kinderen
verwerven belangrijke sociale vaardigheden.
Provincie:
Tag(s):