donderdag, 12. mei 2016 - 17:03 Update: 12-05-2016 22:30

Topografische kaart in brein voorkomt dat álles wat opvalt afleidt

Topografische kaart in brein voorkomt dat álles wat opvalt afleidt
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
Amsterdam

Wat opvalt trekt onze aandacht: hoe opvallender een verkeersbord of een billboard in het straatbeeld, hoe meer onze ogen zich erop richten. Zou je denken, toch? Recent onderzoek toonde aan dat ‘opvallen’ slechts een zeer beperkte rol speelt bij selectieve aandacht van mensen en de richting waarin onze ogen zich bewegen.

Het project ‘Stimuli, Goals, and History: The Factors that Drive Overt Selection’ van Jeroen Silvis geeft antwoorden op de vragen hoe dit precies zit. Hij promoveert 24 mei aan de Vrije Universiteit Amsterdammet financiering uit het NWO-programma Open Research Area.

Beelden die opvallen beïnvloeden ons voornamelijk wanneer wij razendsnel op nieuwe informatie reageren. Vooral wanneer wij onze ogen in een nieuwe omgeving openen en binnen 250 tot 300 milliseconden reageren, sturen onze hersenen onze blik naar datgene wat het meest opvalt. 

Dit is omdat, als je maar snel genoeg reageert op een nieuwe omgeving, er slechts één enkele locatie in de omgeving gemarkeerd staat als mogelijk doel: en dat is dan het meest opvallende object. Verloopt de reactie trager, dan zijn we zélf in controle en laten we ons niet afleiden. Iets wat opvalt – of zou moeten opvallen – heeft dus maar zeer beperkte invloed.

Silvis: ‘Het model dat ik beschrijf in mijn proefschrift gaat uit van een representatie in ons brein van de visuele omgeving als een soort topografische landkaart. Daarin staan potentieel interessante locaties gemarkeerd. Deze aangeduide locaties betreffen meestal objecten die het brein heeft kunnen losweken van de minder belangrijke achtergrond. Met behulp van de ‘kaart’ kan het visuele systeem op een efficiënte manier bepalen waarop de blik zich richt. Zo kun je objecten die extra aandacht waard zijn nader bestuderen.’

Verrijking van de beeldkwaliteit

Tijdens zo’n ‘overte selectie’ verplaatsen we de ogen naar de positie in de ruimte waarin het interessante object zich bevindt. De blik wordt gevangen door de fovea centralis, een putje in het netvlies, dat verrijking van de beeldkwaliteit bewerkstelligt. Oogbewegingen onthullen dus vrij expliciet welke informatie prioriteit geniet en dus met voorkeur wordt verwerkt.

De onderzoeker gebruikte voor kwantificatie van het fenomeen ‘opvallen’ zogenoemde ‘salience maps’, een model uit de neurobiologie en psychologie dat beschrijft hoe opmerkelijke details in de visuele omgeving in de hersenen met voorrang worden behandeld. 

Een belangrijke aanname van het model is dat opvallen alleen een rol speelt tijdens het ontstaan van de gemarkeerde locaties in de topografische kaart. Hoe opvallender het object, hoe sneller je het onderscheidt van de achtergrond. En dus ook hoe sneller die locatie wordt gemarkeerd.

Silvis: ‘Een snelle reactie op een nieuwe omgeving levert slechts een enkele locatie als potentieel doel op: het meest opmerkelijke object. Alleen onder die voorwaarden zal iets opvallends daadwerkelijk de aandacht trekken. Zodra het brein eenmaal een betere representatie heeft van de omgeving – een kaart bezit waarin alle relevante locaties zijn gemarkeerd – speelt opvallen geen rol meer. Een bouwwerk, een verkeersbord, een billboard: alle objecten krijgen een gelijke prioriteit in de landkaart in ons brein, om zo te voorkomen dat alles wat opvalt ons afleidt.’

Categorie:
Provincie: